"Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde." (Handelingen 2: 46)
Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen.
Uit: Efeziërs 4: 25 (NBV)
Verzage nicht, vertrau auf Gott den Herrn;
ist groß die Not, die reiche Hilfe ist nicht fern.
Gott ist getreu, er hält, was er verspricht,
verzage nicht, verzage nicht!
Bron: derde couplet van lied 16, NAK-Männerchorsatz I
Groet,
TjerkB
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
[21] Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” [22] En ik zeg zelfs: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tegen hen “Nietsnut!” zegt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. [23] Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, [24] laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. [25] Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. [26] Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.
Uit: Matteüs 5 (NBV)
In die stroom wil ik mij baden
als Naaman, zevenmaal;
tot hersteld is alle schade
en genezen elke kwaal.
Tot ik rein, bevrijd van zonden,
zonder schaamte, zonder schroom,
't hoofd omhoog, het hart ontbonden,
kan verlaten deze stroom!
Daarom zei Abram tegen Lot: ‘Waarom zouden we ruziemaken, jij en ik, of jouw herders en de mijne? We zijn toch familie?
Uit: Genesis 13: 8 (NBV)
Wij willen met daden U danken
voor 't heil, dat G' ons nu reeds bereidt.
Sterk verder ons in het geloven.
U zij thans ons loflied gewijd.
Ja, bij U, trouwe Heer,
daar vinden wij ruste steeds weer.
Ja, bij U, trouwe Heer,
daar vinden wij ruste steeds weer.
[1] Halleluja!
Loof de HEER, want hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.
[2] Wie kan zijn machtige daden verwoorden,
wie de roem van de HEER laten klinken?
[3] Gelukkig wie zich houden aan het recht
en doen wat rechtvaardig is, telkens weer.
[4] Denk aan mij, HEER, uit liefde voor uw volk,
zie naar mij om wanneer u het komt redden,
[5] dan zal ik uw uitverkorenen gelukkig zien,
vreugde vinden in de vreugde van uw volk,
vervuld zijn van trots op uw liefste bezit.
Uit: Psalm 106 (NBV)
Ik heb van verre,
Heer, uwe troon aanschouwd
en had toen gaarne
mijn ziel U toevertrouwd.
'k Had toen met vreugde
mijn aardse leven,
Abba, mijn Vader,
aan U gegeven!
Alles heeft zijn tijd [1] Voor alles wat gebeurt is er een uur,
een tijd voor alles wat er is onder de hemel.
[2] Er is een tijd...
[7] ... om te zwijgen
en een tijd om te spreken.
Uit: Prediker 3 (NBV)
Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten.
Uit: 1 Korintiërs 13: 11 (NBV)
Zoals een kind verlangt naar 't moederharte,
verlangt het Bruidsvolk naar de Bruidegom.
Zoals een zieke hoopt op zijn genezing,
zo roept Gods volk: kom spoedig Heiland, kom!
O Heiland Jezus, groot is ons verlangen,
wij bidden U, o Heer, verkort de tijd.
Ons hunk'rend hart, vol innig zielsverlangen,
het grote uur, Heer, van Uw komst verbeidt.
Uit: Gezangboek H.A.G.E.A. (1953), eerste en derde couplet uit lied 137
Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen, verlos mijn ziel van zond' en pijn;
mijn hart staat voor Uw liefde open, o, laat het toch Uw tempel zijn.
De engelen van Uw goedheid zingen, zij roemen Uwe liefdegloed.
Laat Heer, Uw licht in 't hart mij schijnen, en dringen diep in mijn gemoed.
O Heiland, zie toch mijn verlangen waarmee ik Uwe komst verbeid.
Ootmoedig wil ik u ontvangen, mijn harte is geheel bereid.
Want zijt Gij in mijn ziel geboren, dan deren mij noch leed, noch smart.
Omdat ik U mag toebehoren voor eeuwig, Heer, met héél mijn hart.
Uit: Gezangboek H.A.G.E.A. (1953), lied 118
Groet,
TjerkB
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
[27] Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. [28] Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. [29] Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, [30] en de Vader en ik zijn één.’
Uit: Johannes 10 (NBV)
Veilig in Jezus' armen,
veilig aan Jezus' borst,
daar vind ik rust en vrede,
waarnaar mijn ziele dorst.
Hoor, hoe de vreugdezangen
klinken uit d' hemelsfeer.
Daar brengen de verlosten
God, onze Vader, eer!
Veilig in Jezus' armen,
veilig aan Jezus' borst,
daar vind ik rust en vrede,
waarnaar mijn ziele dorst.
[4] Weet dat ik dit besloten heb op grond van mijn verbond met Levi – zegt de HEER van de hemelse machten. [5] Ik beloofde Levi leven en vrede, en die heb ik hem gegeven; van Levi verwachtte ik eerbied, en hij, vervuld van diep ontzag voor mijn naam, eerde mij. [6] Alles wat hij onderwees bevatte waarheid, en er kwam niets verkeerds over zijn lippen. Hij was rechtschapen en hij leefde in vrede met mij; velen hield hij af van het kwaad. [7] Kennis ligt op de lippen van de priester en waarheid zoekt men in wat hij zegt, want hij is een bode van de HEER van de hemelse machten.
Uit: Maleachi 2 (NBV)
'k Reik u de hand; geef gij die ook aan mij!
De leuze zij: Naar 't Vaderland gaan wij!
De wens toch zij: Het smalle pad te gaan!
De zorg steeds zij: In kinderzin te staan!
De vreugde zij: De liefde Gods is mijn!
Een eer het zij: Uit God geboren zijn!
[14] Nu dan,’ vervolgde Jozua, ‘eerbiedig de HEER, dien hem met onvoorwaardelijke trouw en doe de goden weg die uw voorouders ten oosten van de Eufraat en in Egypte hebben gediend. Dien alleen de HEER. [15] Wanneer u daar niet toe bereid bent, kies dan nu wie u wel wilt dienen: de goden van uw voorouders ten oosten van de Eufraat of de goden van de Amorieten, van wie u nu het land bewoont. In ieder geval zullen ik en mijn familie de HEER dienen.’
Uit: Jozua 24 (NBV)
Dat ik Heer Jezus, U,
voortdurend volgen mag,
van harte aan Uw dienst mij wijd',
tot aan mijn jongste dag.
Mij trekt Uw liefdesstem,
en op Uw Godd’lijk woord
ga ‘k ied’re dag met U ver-eend
een schrede huiswaarts voort;
huiswaarts voort,
een schrede huiswaarts voort.
Uit: Gezangboek H.A.G.E.A. (1953), eerste en derde couplet uit lied 191
Groet,
TjerkB
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
[21] Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” [22] En ik zeg zelfs: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tegen hen “Nietsnut!” zegt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. [23] Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, [24] laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. [25] Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. [26] Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.
Uit: Matteüs 25 (NBV)
Bethesda is open, de engel is daar.
De Geest en de bruid zeggen "Kom!"
Het water beweegt zich, geneest U voorwaar.
Kom, werp U geheel in die stroom!
Bethesda is open; kom, draal langer niet.
O ziele, kom ijlings nabij!
Het water beweegt zich, geneest U voorwaar.
Kom, werp U geheel in die stroom!
[8] Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. [9] De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.
Uit: 2 Petrus 3 (NBV)
Spoedig zal de ure komen, ja, het zal weldra geschiên,
dat na zware levensdagen wij de Heiland mogen zien,
dat na zware levensdagen wij de Heiland mogen zien.
Ach, hoe heerlijk zal 't dan wezen,
Hem te zien, na zorg en pijn
en verlost van aardse lasten
daar in Sion thuis te zijn.
Bron: NAK-koorboek, eerste couplet en refrein uit lied 289
Groet,
TjerkB
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)