[
28-04-2020, 12:21]
(...) Beste Apostolisch Genootschap, beste heer Wiegman,
Ik wil graag reageren op uw videoboodschap.
Uw inleiding is helemaal gericht op de schrijfster van ‘Apostelkind’, u verwoordt nadrukkelijk dat het om een pakkend geschreven boek gaat, om een persoonlijk relaas van iemand die te lijden heeft gehad aan haar jeugd binnen het apostolisch genootschap 20 tot 40 jaar gelden. Hier voegt u aan toe dat uw hart huilt als u leest over t effect dat de jeugdverzorging en kerstspelen op haar gehad hebben.
De moeite die ik heb met deze inleiding, is dat u hier slechts stil staat bij het aspect van de beleving en persoonlijke ervaring van de schrijfster. Alsof dat hét thema van het boek zou zijn. U spreekt de schrijfster niet aan op haar auteurschap, noch op de inhoud van haar werk,maar enkel als ervaringsdeskundige. Daarmee worden haar professionaliteit én het resultaat van haar werk, de inhoud van het boek, serieus tekort gedaan.
‘Apostelkind’ is een gedegen onderbouwd boek op basis van bronnen-, archief-, en documentenonderzoek. Het legt de schadelijke mechanismen in een gesloten religieus systeem bloot en beschrijft de invloed ervan op opgroeiende kinderen. Het boek bevat ook persoonlijke ervaringen, herinneringen en bespiegelingen, maar wel onderbouwd, zonder de nuance te verliezen. Het is zeker géén emotioneel pamflet over persoonlijk geleden leed.
Daar komt bij dat een grote groep mensen de beschreven geschiedenis en het effect ervan herkent. Het is dus ook géén individueel verhaal. Het is een, tot dit boek, niet eerder belicht en onderzocht verhaal; het verhaal van een groep ‘Apostelkinderen’.
Door uw persoonsgerichte, emotiegerichte en op betrekkingsniveau afgestemde reactie treedt er een bevreemdende omkering op, die mijns inziens niet in de haak is.
Een emotioneel geladen zin als ‘mijn hart huilt’, geeft een lading die vanuit de rol van hoofdbestuurder, niet in verhouding staat tot de inhoud van het boek of tot dat wat het boek losmaakt. Compassie betekent immers niet andermans pijn of verdriet overnemen. Het lijkt zo of u op persoonlijke titel bent aangesproken op wat er in deze periode heeft gespeeld binnen het genootschap. Dat is echter niet het geval. Een reactie op de inhoud van het boek ‘Apostelkind’, vanuit het perspectief van uw bestuursfunctie bij het Apostolisch genootschap was passender geweest.
Vanuit dát perspectief is juist dat ándere element uit het boek ‘Apostelkind’ voor uw organisatie van meerwaarde: het element van het in kaart gebrachte gesloten, intensieve, gestructureerde en methodische systeem van jeugdverzorging, kerstspelen en andere activiteiten binnen het genootschap, ontstaan vanuit de normerende cultuur door de absolute apostelpositie. Een bruggetje naar de kern van uw videoboodschap:
U spreekt over ‘de cultuur van die tijd, die leidde tot sterk normerende regels en omgangsvormen’ voor mij een onduidelijke zin, maar ik ga ervan uit dat u doelt op de apostolische cultuur.
Cultuur is, eenvoudig gesteld, dat wat de mens schept, in tegenstelling tot natuur. Als je deze definitie volgt dan waren de sterk normerende regels en omgangsvormen niet het resultaat, maar de kern van de cultuur in die tijd. Blijft de vraag: wie schiep die cultuur? Hoe een groep zich organiseert, hoe de formele en informele macht is verdeeld en de wisselwerking tussen de externe wereld en de groep, spelen hierin o.a. een rol. Binnen het genootschap was destijds sprake van een sterk hierarchische structuur met een leidende en absolute positie van de apostel. Niet alleen op het niveau van organisatiestructuur, maar zéker ook binnen de ideologie, taal, overtuigingen en rituelen van het genootschap.
Door slechts te spreken over ‘een cultuur van die tijd, die leidde tot sterk normerende omgangsvormen’, versmalt u de geschiedenis van het Apgen, zeker in het licht bezien van de inhoud van het boek ‘Apostelkind’ en de reacties die dit boek losmaakt.
Het boek ‘Apostelkind’ zou het genootschap genoeg stof tot nadenken kunnen geven. Het zou wellicht de aanleiding kunnen zijn voor een breder retrospectief onderzoek. Ik mis deze onderzoekende en zelfkritische houding in uw videoboodschap. Het genootschap neemt zó als organisatie geen verantwoordelijkheid op zich voor wat er in de beschreven periode met een groep mensen is gebeurd.
Dat het genootschap geen verantwoordelijkheid neemt voor de effecten van de aanpak uit het verleden blijkt ook uit het vervolg van uw videoboodschap waarin u zegt dat het u oprecht spijt als mensen zich hierdoor onbedoeld beschadigd voelen’. Er is een subtiel, maar belangrijk verschil tussen de formuleringen ‘mensen die zich hierdoor onbedoeld beschadigd voelen’of ‘mensen die hierdoor onbedoeld beschadigd zijn’.
U legt, met deze zorgvuldig gekozen formulering, het effect dat de gesloten, sterk normerende cultuur op een groep mensen heeft gehad, volledig terug in de individuele aard en levenssituatie van de personen uit die groep. Dat heeft mijns inziens ook direct het effect, bijvoorbeeld op te maken uit de posts op deze pagina, dat mensen die in hetzelfde systeem zijn opgegroeid, maar op wie dat systeem niet dezelfde uitwerking heeft gehad, tegenover elkaar lijken te staan.
Maar beschadigd raken door op te groeien in een disfunctioneel systeem is geen verdienste. Net als níet beschadigd raken door op te groeien in een disfunctioneel systeem ook géén verdienste is. Het is een schijntegenstelling die zo ontstaat en die de aandacht afleidt van het onderwerp waar het over zou moeten gaan: het disfunctionele systeem.
Verder vertelt u dat het apostolisch genootschap haar geschiedenis kent, er onderzoek naar heeft laten doen en met leden en oud-leden hierover heeft gesproken.
U zegt hier eigenlijk, we hebben al naar ons verleden gekeken. We hebben het verleden al onder ogen gezien. Het genootschap zal haar geschiedenis vast kennen, maar uw geschiedenis erkennen is een ander verhaal en dat haal ik niet uit deze videoboodschap.
Ik ben overigens erg benieuwd op welke onderzoeken u doelt en waar ik deze kan vinden.
In het slot roept u verder mensen die zich benadeeld en beschadigd voelen op om te mailen naar het ApGen, zodat er met hen in gesprek kan worden gegaan. Dit met als uiteindelijk doel om er als organisatie van te leren.
Ook hier is naar mijn mening het inzetten op individueel betrekkingsniveau een kwalijke zaak. Het gaat om gevoelige, precaire ervaringen, die niet u, maar wel het genootschap dat u vertegenwoordigt, heeft veroorzaakt. Dat vraagt om externe onafhankelijke, deskundigheid in de aanpak.
De boodschap uit uw facebookpost, komt naadloos overeen met reacties vanuit het ApGen in andere media, waarin het boek ‘Apostelkind’ ook onterecht wordt neergezet als, en gereduceerd tot ‘een pakkend geschreven, persoonlijk relaas van een oud-lid. Een boek wat volgens deze reacties een tijd beschrijft die wordt herkend, maar niet door iedereen zo is ervaren en inmiddels ver achter ligt. Dat het te betreuren is dat mensen zich hierdoor beschadigd voelen en dat het Apgen open staat voor gesprek met hen’. Ik kan niet anders dan concluderen dat deze reacties en de geposte videoboodschap pogingen lijken om de rust te laten wederkeren en imagoschade te beperken.
Een gemiste kans. Het lijkt me dat een organisatie die geconfronteerd wordt met mogelijke misstanden, hier allereerst professioneel en op organisatieniveau op zou moeten handelen. Wat speelt hier nu? Wat hebben we te onderzoeken? Hoe richten we dit proces integer in?
Geen eigen interventies vanuit de relatie: groep tot individu, maar vanuit de analyse: groep tot groep. Het handelen niet gericht op eerst zélf ervan leren, maar op onderzoeken en rekenschap afleggen. Zoals reeds geconcludeerd, maar tot slot en met klem: wezenlijk in dat proces is de betrokkenheid van externe, onafhankelijke deskundigen.