APOSTOLISCHEOBSERVER.NL

 Apostel van Oosbree. Jubileum Dienst. 1935     
VOOR NIEUWS EN HISTORISCHE ACHTERGRONDEN.                      

<>Index<>Navigatie pagina><Contact<> Disclaimer <> Archief<> An.reageren.<> Boeken <>forum

VERSLAG


VAN DE GEHOUDEN


JUBILEUM
DIENST


ZONDAG 23 JUNI (1935)
IN DE APOLLO-HAL TE. AMSTERDAM

( Apostel van Oosbree van 25 jaar in het Ambt)
Apostel van 23-10-1910 tot zijn dood op 20-03-1946 Geb: 01-04-1862.


 

 

BIJVOEGSEL VAN HET HERST..
 APOSTOLISCH,WEEKBLAD
VAN 7 JULI 1935 - No. 17
__________________________________________________________________________________________


( Originele taal weergave)

De Apostel: Mijne lieven! Ik heet u allen aan dezen bijzonderen dag van harte welkom en maak het woord levend, dat tertijd door den menschenzoon Jezus werd gesproken n.l.: „Ik geef u nu Mijnen vrede" en Hij voegde daarbij: „dat is een andere vrede dan de kinderen der wereld elkander geven. Ik geef u Mijnen vrede en daarin ligt den zin van het tevredenzijn". De tevredenheid van den geest des Heeren wordt heden betuigd en ik ben met u dankbaar, dat het God onzen Vader heeft behaagd ons een mijlpaal als deze met elkaar te doen beleven. In het bijzonder brengen wij God onzen Vader den dank daarvoor, dat Hij ons niet alleen in aantal vermeerderd heeft, want dat zegt niets, wanneer wij ons vergelijken met andere "corporaties, maar de `zielserkentenis en de geestesgezondheid, waarmede wij elkandér benaderen, dat is de hoofdzaak. Ileherhaal: daarvoor danken wij God onzen Vader, dat wij van licht tot licht, van de eene klaarheid in de andere en van de eene erkenning in de andere zijn gevoerd, betreffende de erkenning van ons hierzijn, als mensch onder de menschen. Wij hebben een bestemming, wanneer wij, gelijk alle andere menschen uit den schoot van dit natuurlijk heden treden, naar den innerlijken, den geestelijken, den werkelijken mensch, in de sferen der geesten onze uiteindelijke plaats vinden in de sfeer van den Geest Gods. De roeping die wij alsdan betrachten zullen, staat als een heerlijk levensdoel meer dan ooit te voren voor onzen geest. Ik herhaal, daarvoor danken, loven en prijzen wij God onzen Vader.
Gebed: Aba Vader! Het woord is reeds uitgezonden in de sfeer der Heilige machten en gemeenschappelijk betuigen wij U hartelijk dank voor alles. Trouwe God, Hemelsche Vader, bereid ons wat verder noodig is, help ons allen. Wij verbinden ons met de duizenden die wij moesten achterlaten en die wij hier geen plaats konden bereiden, die echter toch met ons verbonden zijn. Wij gedenken allen. Zij allen melden zich met een vreugdevollen geest en een dankbaar hart. Bereid een iegelijk, wat zij behoeven en noodig hebben. En nu nodigen wij uit om de vrucht van den arbeid te genieten, die Godsgetuigen en Godsgezanten, die met het natuurlijk lichaam niet meer onder ons vertoeven, maar in de geestesgemeenschap zoo nauw met ons verbonden blijven aan den. arbeid, die des Heeren Geest middels hun onbaatzuchtige zielsaanbiedingen heeft kunnen werken in de dagen, dat zij hier gebruikt konden worden. Zij hebben in het ziel- en geestesleven...

van ons zaden neergelegd door het spreken van geloofswoorden, en plantingen uitgezet door hun geloofshandelingen. Zij zijn heengegaan, de arbeid ligt in ons. Dank, goede God, Hemelsche Vader, dat U het mogelijk heeft gemaakt, dat wij in geestesgemeenschap
verbonden blijven tot in alle eeuwigheid. Wij noodigen hen allen uit, om de geestessfeer te genieten van de dankbare erkenning, die uit ons ziel- en geestesleven heden uitgezonden wordt, als een bevestiging van den arbeid-, die des Heeren Geest middels hun onbaatzuchtige zielsaanbieding mogelijk heeft gemaakt te werken.
Alzoo, goede Vader,. aanvaarden wij nu dankbaar elkanders zielsaanbieding en vreugdevol gemoed in dien drievoudigen Naam, waarin wij vereenigd, gedompeld en gedoopt zijn geworden, den Naam van het waarachtige Wezen, in den Name Gods des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, Amen!
Hierna werd door een. klein meisje .den Apostel eenige bloemen aangeboden waarin 4e vreugde en dank van alle geloofskinderen in Nederland was "gehuld, terwijl een meisjeskoor een voor dezen dag gemaakt lied ten gehoore gebracht. Een en ander werd door onzen Apostel met dank aanvaard.


De Apostel: U zult begrijpen, dat de zin van ons samenkomen heden anders dan anders genoemd kan worden. Wat wij heden doen, is eigenlijkeen representatie aan elkander en mede van de duizenden, die heden elders samenkomen, waarin wij uiting geven aan onze vreugde en dankbaarheid des harten in het terugschouwen op den levens- en arbeidsweg, die achter ligt en een tijdruimte van 25 jaar' daarstelt. Dus ons samenkomen draagt een heel ander cachet. Het bedoelt niet anders, dan om nu deze, en dan gene, gelegenheid te geven zich te uiten in lof, eer en aanbidding. Dan heb ik gehoord dat er een mannenkoor uit den Helder aanwezig is, dat ook gaarne ons een aanbieding Van lof en dank tegemoet wil brengen. Zouden wij daartoe de gelegenheid openstellen, dan zouden wij daarvoor wé1`den ganschen dag noodig hebben. Maar nu ze toch hier zijn, willen wij ze de gelegenheid geven.


(Volgt een lied van het mannenkoor.)


Dan vindt u hier de districtsleiders, die ook de gemeenten en daarmede de duizenden representeren. Ik kan u mededeelen, dat de Stamapostel, alhoewel hij gaarne hier had willen zijn, door ziekte verhinderd is geworden. Dat doet ons leed, wij hadden het gaarne gewild, ook van de andere Apostelen, maar door de vele reizen, die voor liggen, loopt alles wat in elkander, Zondag j.l. waren wij allen tezamen in Hamburg, Kiel en Altona, van welke....reis de meeste Apostelen eerst Woensdag of Donderdag weer thuis kwamen. Deze zouden dan. Vrijdag weer naar hier moeten komen, om a.s. Zondag weer in Koningsbergen te zijn. Ik heb echter van alle Apostelen een reeks brieven en telegrammen ontvangen en bijzonder van den Stamapostel, waarin hij betuigt met ons mee te leven en God lof, dank en eer brengt, dat het Werk Gods in Holland op zoo'n hoog pel gekomen is. Dat alles aanvaarden wij met dankbaarheid.
Gemeenschapszang: Lied 171. Ik zal het u voorlezen, opdat wij ons meer dan ooit bepalen bij den zin van dit lied, opdat het niet zooals destijds de Stamapostel Niehaus reeds zeide, ontaardt in een lippengeblèr.
Hierna volgt voorlezing van Psalm 108, vers 1---5.
Nu wil ik gelegenheid geven, dat eerst het zangkoor een lied zingt en daarna de districtsleiders in de gelegenheid stellen, dat zij zich als representanten van de hun toevertrouwden in een kort woord melden.


Zangkoor: Lied 69.


Nu zal allereerst Oudste Paasman, zijnde de jongste in de bediening gestelde Oudste, een paar woorden spreken. Hij moet zelf maar betuigen, of hij met ons een dankbare zielsaanbieding doen kan.

Oudste Paasman: Lieve broeders en zusters, wij danken God onzen Vader, dat wij ons aan dezen dag gemeenschappelijk mogen melden en wel om gezamenlijk onzen God en Vader, die zich in onzen Apostel belichaamt, onze lof, dank, eer en aanbidding aan te bieden, voor dat groote werk, dat Hij aan een iegelijk onzer heeft gedaan.
Wij kunnen betuigen, dat door den arbeid van onzen Apostel in ons zieleleven een totale verandering heeft plaats gevonden, Wij zijn van menschenkinderen, voor zoover dat aan den arbeidenden Geest mogelijk is geworden tot dezen dag en stonde toe, Godskinderen geworden. Wij mogen ons ziel en geestesleven aan elkander en aan de kinderen der menschen aanbieden in een hemelsche gezindheid, wat ons van tevoren, toen onze Apostel nog niet ingegrepen had, niet mogelijk was. Daarom kunnen wij God onzen Vader danken en onzen Apostel meer dan ooit naar waarde achten en eerbiedigen; voor die groote macht, die zich aan ons gegeven heeft, die wij niet alleen mogen aanschouwen, maar die zichzelf aan onzen geest heeft medegedeeld. Wij kunnen zeggen: wij leven Hem, wij leven onzen Apostel, want wij hebben van
zijnen geest ontvangen, die ons gemaakt heeft, tot wat wij heden zijn. Daarvoor zijn wij God onzen Vader oprecht dankbaar, dat wij door Hem zijn aangewezen en beopdracht, om onze ziel te mogen aanbieden in Zijn kracht aan de kinderen der menschen, wier ziel- en geestesleven gebukt gaat onder den aanklagenden geest van de gezichtsmacht. Daarvoor hebben wij van onzen Apostel een macht ontvangen om diezelfde menschenzielen, die God zoeken en Hem niet benaderen kunnen, een aanbieding te doen, zooals onze Apostel óns een aanbieding doet -.van genade, barmhartigheid en verzoening. De heerlijkheid van dien arbeid, die ons op de schouders is gelegd, mogen wij ook genieten,. wijl hij ons eerst vrijgemaakt heeft van de ongerechtigheden,-, die ons ook, waar wij toch menschen zijn, aankleven. Daarom is het mij een eer een lust en een groot voorrecht en een genade, dat ik mij hier even mag uitspreken om in het ;aangezicht van de vele Gods-kinderen den dank te betuigen aan onzen God voor wat..Hij. door Zijn Gezant aan mij gedaan heeft en aan de vele duizenden,:die, zich met mij kinderen Gods kunnen noemen.


Apostel van Oosbree: Gelijk ik zei, wil ik elken districtsleider, gelegenheid geven om als representant van de honderden, die hem zijn toevertrouwd, zich te melden om allicht beloften te doen, waaraan wij ons gemeenschappelijk kunnen vastklampen in den; v66rliggenden'tijd des arbeids. Nu zal de Oudste van Asperen van het district Utrecht en omstreken zich even melden.


Oudste van Asperen: Wij kunnen allen betuigen dat; deze dag voor ons is een dag van jubel, vreugde en blijdschap. Wij zijn dankbaar. -met onzen Apostel!..: Wij zijn echter ook persoonlijk dankbaar, voor alles wat wij in- het terugschouwen mogen zien. . Een van onze liederen  zegt: Tel Gods liefdedaden, denk daaraan! Hoewel wij allen met elkander een groot lichaam uitmaken, hebben wij ook een- persoonlijk geloofsleven en wanneer wij in deze stonde de liefdedaden Gods door onzen Apostel eens gaan optellen, dan -kunnen wij betuigen, dat wij nimmer terug kunnen betalen, wat wij van hem hebben ontvangen; in stonden van moeite en zorg hebben wij troost en bemoediging van hem ontvangen.
Wanneer wij terugzien, wat wij geweest zijn en kunnen betuigen, dat wij nu een klein beetje lief mogen hebben en genadig  kunnen zijn en ons zelf vergeten en aan anderen denken, dan kunnen wij daarvoor één aanwijzen, die dat gewerkt heeft en dat is onze Apostel!

Wat onze Apostel gezegd heeft, is waar: in velen van ons zal de drang zich melden om beloften te doen. Wanneer wij terugzien op den 25-jarigen arbeid van den Apostel, die achter ligt, dan is het groote daarvan wel, dat wij hebben leeren gelooven in onszelf, in &gen roeping en verkiezing. En als dat het antwoord mocht zijn, wat wij heden geven, dat wij meer dan te voren willen erkennen, dat wij kinderen Gods zijn en kinderen van onzen Apostel en gaan gelooven in roeping en opdracht, dan denk ik wel, dat dit het goede antwoord is, dat wij onzen Apostel kunnen geven.


Oudste Smit van het district Apeldoorn en omstreken: Lieve broeders en zusters: Ik gevoel mij gelukkig en dankbaar, mij even onder u te mogen uitspreken. Wij allen hebben ons reeds gemeenschappelijk uitgesproken. ik zou haast zeggen: woorden kunnen niet weergeven, wat heden de ziel voelt en waarneemt. Wij zijn dankbaar met elkander, bijzonder dankbaar, dat God onze Vader ons een zoo groote gave heeft geschonken, die wij erkennen in de openbaring Zijner liefde. 0 hoe heeft mijn ziel er vroeger naar gehunkerd en gesmacht om te aanschouwen dat, wat ik voorheen las in een woord, dat in den bijbel staat n.l.: Alzoo lief heeft God de wereld, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft. Heden, kunnen wij zeggen, is ons oog verlicht. Heden zien wij de openbaring Zijner liefde, Zijn Zoon der liefde, waarin God onze Vader ons Zijn oneindige liefde heeft bewezen en naar wij hopen nog jarenlang bewijzen zal in den persoon van onzen geliefden Apostel. Alzoo, ik meld mij met dankbaarheid, maar ook als vertegenwoordiger van de honderden, die de Apostel mij heeft toevertrouwd en die door mij graag betuigen: „Apostel, meer dan ooit te voren willen wij op Uw woord en verlangen achtgeven en ons naar Uw beeltenis laten vormen, opdat U meer vreugde uit ons daardoor moogt ontvangen."


Oudste Hartman, district Zwolle enz.: Geliefde broeders en zusters. Ook voor mij is deze dag persoonlijk een hoogtijdag in mijn leven en bijzonder, wanneer ik even terugschouwend mij het moment herinner, waarvan ik persoonlijk getuige mocht zijn n.l. toen onze geliefde Apostel door den Stamapostel Niehaus beopdracht en uitgezonden werd. Nu staan wij 25 jaar daar achter en moeten wij uit den grond van onze ziel getuigen, dat de Heer onze God groote dingen aan ons heeft gedaan door Zijn Gezant, onzen Apostel. Door den arbeid God, is het werk groot en machtig geworden. Als ik terugdenk aan dien tijd, toen onze Stamapostel in Holland kwam en het Concertgebouw werd afgehuurd, toen werd er in bijna geen enkele gemeente dienst gehouden, want alle zielen konden in het Concertgebouw worden ondergebracht en nu, welk een verschil! Waardoor is dat alles geschied? Omdat de Geest des Heeren, die Geest der liefde, genade en barmhartigheid het ziel- en geestesleven van onzen Apostel bijzonder heeft willen gebruiken als een openbaringsplaats van Zijn wezen en wij dan ken God onzen Vader, dat het Hem gelukt is in onze ziel indruk- ken neer te schrijven met de bedoeling, dat «ij, als kinderen van Hem, op Hem zouden gelijken. en Zijn wezen tot openbaring zouden brengen, om zoodoende Zijn handelingen als handelingen der liefde te ondersteunen, Zijn arbeid uit te dragen aan.;de geloofskinderen en verder aan alle zielen, die ons op den levensweg tegemoet gevoerd worden.
De Apostel heeft zoo even voorgelezen: Hij heeft onze ziel uit het verderf uitgevoerd en ons verlost en vrijgemaakt van de ,banden des doods en angsten der hel. Dat kunnen wij uit ervaring getuigen, want daar, waar wij in angst en nood vertoefden en aan den grond neergedrukt waren en geen uitkomst meer zagen, daar vonden wij .turner hij den Apostel een ruime ontkomingsplaats. Hij kwam ons nimmer met een verwijt tegemoet, integendeel hij was ons steeds tot een vertroosting. Wij kunnen"' betuigen: tot hiertoe heeft de God der liefde door onzen Apostel`' ons geholpen en nu vragen wil, dat die zelfde God, die onze Vader is, ons door Zijn Gezant verder wil helpen en dan geloof ik, niet alleen de mond te zijn van de vele zielen, die mij zijn toevertrouwd, maar van de vele duizenden, wanneer ik heden zeg, dat wij op grond van hetgeen achter ligt, met meerder liefde en meer vertrouwen onzen Apostel willen volgen en ons dichter aaneensluiten, onze zielen in elkander laten verankeren, om als één blok der liefde onzen Apostel te omstellen en te omringen en ons alzóó te scharen onder de banier der verlossing en der liefde en dan te zingen: Wij willen met meerder liefde Heer, elkander dienen tot Uw eer. Is het niet waar geliefde broeders en zusters? (Een luid „ja" was hierop het antwoord) .


Oudste Wildshut: Geliefde broeders en zusters, zooals wij reeds eerst van onzen geliefden Apostel en daarna van de andere broeders districtsleiders hoorden, staat deze dag in het teken, dat onze geliefde Apostel vóór 25 'jaar werd aangewezen. Zeer zeker gelooven wij in die Goddelijke aanwijzing, of wij er bij tegenwoordig zijn geweest of niet, wij hebben allen doorleefd, dat die aanwijzing aan ons vervuld is geworden en het woord van den Stamapostel Niehaus in vervulling is gegaan n.l.: dat allen, die op hem zouden vertrouwen, gebouwd zouden worden en die zich aan hem zouden stooten verpletterd zouden worden. Wij hebben het allen doorleefd, dat die, zij het onder kamp en strijd, niet de onedele eigenschappen In zichzelf, op den ,Apostel hebben gebouwd, dat hij Goddelijk leven in 'ons heeft neergelegd. En wij willen net nalaten den dank daarvoor uit te spreken, dat hij in de hand Gods het middelpunt van ons eeuwig bestaan is geworden. Het verheugt nij, dat dit een sprake der ziel van mij kan zijn. Waar zijn verlangen door ons meer dan ooit in woord en daad erkend en beleden wordt, daar zal voor ons verder zielsbestaan zorg gedragen worden. Wij hebben ons veilig te weten onder zijn hand en de duizenden zullen het door één mond uitspreken, dat de daden niet te vermelden zijn, die God door hem aan ons heeft gedaan. Het staat in onze ziel afgedrukt als een eeuwigheil. Deze dag leent zich daar bijzonder voor. Het is niet een dag als alle andere dagen. Wij kunnen ons nu eens vrij in dankbaarheid aan elkander, uitspreken: „wij hebben hem, dien de Vader ons geven wilde, nu op aarde gevonden en dát is onze geliefde Apostel". Vroeger zouden wij daar onze Heiland en Helper niet gezocht hebben. Langzamerhand is het ons pas duidelijk geworden en zijn Zijn bedoelingen tot ons doorgedrongen: „Ik ben het, Die U zoekt, Uw Helper en Uw God" Amen.


Oudste Schurink van Bussurn: Geliefde broeders en zusters. Wij voldoen graag aan de uitnodiging om te betuigen, maar zeg ik in mijn ziel: „Al zouden wij het niet doen, het werk getuigt van dengeen, die daaraan gewerkt heeft. Nemen wij het gemeenschapsbeeld van het volk Gods, dan straalt daaruit ons een overweldigend gevoel van, broederlijke en zusterlijke liefde tegemoet. Dat is een liefdemacht, die sterker is dan de dood in het eigen wezen. Een ieder onzer is een nieuw schepsel in Christus Jezus geworden,,door den arbeid van onzen Apostel, zoodat wij met recht kunnen zeggen. dat wat ons naar het vleesch, dat is naar de eerste geboorte, in den weg staat: nJ. het oog om oog en tand om tand, machteloos gemaakt is. Wij kunnen verder zeggen met onzen Apostel, dat wat ons naar die wet des vleesches onmogelijk zou zijn, heden door de genade van Jezus Christus mogelijk is geworden. Immers, vroeger zouden wij elkander overgeleverd hebben aan den beul, zulks naar het woord: de tijd komt, dat de Vader tegen de zoon verdeeld zal worden.

 

Wij behoeven niet te zeggen, dat onze Apostel een Gezant des Heeren is. Al zeggen wij, dat hij het niet is, de waarheid spreekt voor zichzelf. Maar ik herhaal, wij voldoen graag daaraan en zeggen : broeders en zusters, afgezien van het feit, dat de tijd kort is, wat wij betuigen, is maar o zoo miniem en klein. Ik zei laatst tot de catechisanten om het mijzelf en hun duidelijk te maken: „Wat merken wij eigenlijk van de groote liefde van vader en moeder in het natuurlijk gezin?" Dat heeft zich voor ons als kinderen slechts tot enkele kleine dingen beperkt, als wanneer wij hongerig thuis kwamen, dat er een boterham voor ons klaar stond en als onze broek stuk was, dat moeder hem weer maakte en wij op een verjaardag b.v. een gulden kregen. Daar bleeft 't dan zoo'n beetje bij. Had men ons als kinderen gevraagd, wat bemerk je van de liefde van ve der en moeder, dan was hetgeen wij daarvan hadden waargenomen o zoo miniem. Ik werd er bij bepaald, wat onze Apostel ons kort geleden in den geest gelegd heeft n.l. dat toen wij de. daad der eigening ondergingen en het woord gesproken werd: „Neem heen en ontvang den Heii.'gen Geest, het kindschap Gods", dat woord voor ons slechts een klank was, zooals zooveel wat de gezant Gods tot ons zegt nog bij klanken blijft. Dat trof mijn ziel zeer diep. Alhoewel wij ,ons er niet van bewust waren, wat er eigenlijk met ons gebeurde, heeft toch de trouw en de liefde Gods gezorgd, dat het tot zijn recht kwam. Ik dacht daar straks, toen onze Apostel ons aansprak als beminden des Heeren, aan hetgeen ook in den bijbel staat n,l. de lieve God geeft het Zijn beminden in den slaap en aan een ander woord: ;,tevergeefs arbeiden de arbeiders, tevergeefs is het om vroeg op te staan, brood der sr_ erte te eten en in het zwart te gaan, wanneer Zijn Geest zich er niet aan verbindt. Het is alleen de ontfermende liefde Gods! Degenen, die er nooit naar gevraagd hebben, heeft Hij tot Zijn volk gemaakt. In den slaap, onbewust, zijn wij bevrucht met den Geest des Kindschaps. En als wij nu zien, hoe onze Apostel. het als een levenstaak beschouwt een volk te vormen, dat durft te gelooven in zich zelf, dan hebben wij geen woorden, den lieven God daarvoor te loven en te danken. Hoe groot zullen dan de weldaden zijn, die wij niet gezien hebben! Hij geeft het Zijn beminden in den slaap, Dat staat als een rotsvaste erkenning in mijn ziel: met onzen Apostel gaan wij niet alleen een hemel der zaligheid tegemoet, maar hebben wij dien hier reeds. Afgezien van de zorgen en moeiten van het natuurlijk lezen, behoeft er voor mij geen verandering te komen. Wij hebben hier reeds een volmaakte zaligheid, Daarom zijn wij gasten en vreemdelingen in de wereld..

geworden, omdat zijn Geest ons van de wereld heeft afgetrokken. Zijn kracht was sterker dan alle andere krachten. Gode zij dank is ons onze eeuwige plaats gegarandeerd, wanneer wij aan de hand der leiding van den Apostel voorwaarts gaan. Alleen kunnen wij er niet komen. Zulks ook: aan de hand van het woord van ons aller Eersteling Jezus, ,die zeide: „Vader, die Gij Mij gegeven hebt, die wil Ik, dat ze bij Mij zijn, opdat zij deel zullen hebben aan de Heerlijkheid;.ee G Mij gegeven hebt": Dan bied ook ik gaarne met heel mijn gezin en allen, .die aan mij gijn toevertrouwd, mijn zieleleven als een, woonplaats den Apostel aan.


Apostel van Oosbree: Wij danken God onzen Vader, wanneer de zielen die Hij zich "voor Zijn rijk des Heils en der Verlossing heeft verkoren, kunnen erkennen, wat zij voorheen betuigd hebben te gelooven, wijl het erkennen het product, de uitkomst van het geloof genoemd kan worden.
Nu onze Opziener ook nog een kort woord spreken.


Opziener Jochems: Wij kunnen meer dan ooit heden de lieflijkheid van: het Uiíis des Heeren betuigen, waneer wij aan den tijd terugdenken, dat het; getuigenis van Jezus Christus door den Apostel in .onze woningen is gebracht en wij aan onze verzamelplaatsen In het verleden terugdenken.. Als wij dan nog verder denken, nu wij met zooveel duizenden hier tezamen zijns aan. de vele. duizenden, die vanwege de plaatsruimte onmogelijk in ons midden kunnen,,zijn, doch wier hart heden evenzeer bij ons is, dan kunnen wij betuigen;. Hoe groot, o God, is de lieflijkheid van Uw Woning! Dat Huis des .Heeren wordt  heden als een lieflijke ontkomingsplaats, als een plaats van rust en vrede, gebouwd door de macht der liefde Gods, die zich in onzen Apostel openbaart: Hem is door de kinderen Gods een macht gegeven, waardoor hij ook in staat is, natuurlijke woningen te bouwen, n.l. onze. lokalen. Maar van veel meer waarde is het Huis Gods, dat hij met zijn gansche schat der liefde wil bouwen en bevestigen aan het zielen geestes leven van, een ieder onzer. Daarom betuigen wij heden,' dat in dien tijd van 25 jaar, dat de Apostel aan ons heeft gearbeid, er ook een toename te constateeren valt van de lieflijkheid van het Huis des Heeren. Is dat recht, ja of neen? (Hierop volgde een Iuid „ja").

Wij hebben onzen Apostel meermalen hooren spreken over de oneindige, onmetelijke, onbegrijpelijke en onnaspeurlijke macht der liefde, die wij God onzen Vader noemen. Eertijds was dat voor ons slechts een klank, maar toen onze Apostel in ons leven trad, is die klank tot een daad geworden. Daarin kunnen wij betuigen: God is geopenbaard in het vleesch, die in woord en handeling. In den genschen arbeid, die van onzen Apostel uitgaat, aanschouwen wij dus de vleeschwording van het woord. En dat is als een zaad van een oneindige eeuwigheidskracht in ons zieleleven neergelegd. Wij aanschouwen persoonlijk, wat de Heide onzes Apostels in ons bouwen wil. De aanvang van dit leven was: „Neem heen en ontvang den Heiligen Geest en daarmede de belofte een Kind van God te zijn". Wij aanschouwen in de achterliggende jaren, dank zij de liefdevolle verzorging van onzen. Apostel, een toename van het leven Gods in ons zelf. Het is dan ook een zielsbegeeren van onzen Apostel, om de mansgestalte Cltr. stus Jezus in ons aan te brengen. Zijn geestesoog ziet hunkerend uit naar de ontwikkeling van de geestelijke gestalte ir de vele duizenden.
Wanneer vreemdelingen ons heden zouden vragen: „Waar komen toch die vele duizenden vandaan", dan zouden wij met het woord van Jezus kunnen betuigen: „Zij hebben allen van de brooden gegeten, en daarom zijn ze hedenmorgen allen bij elkaar hunkerend opnieuw naar het brood des levens, dat wij kunnen aanschouwen in onzen"A lostel". Hij is de zon van ons geestesbestaan geworden, en ik heb meermalen betuigd in de gemeenten en in den kring der Broederen: Wanneer ik mijn Apostel zou, moeten verliezen, dan zou de aarde haar glans en Heerlijkheid voor mij verloren hebben, dan wenschte ik nooit geboren te zijn.
Dan wensch ik onzen geliefden Apostel nog, waar hij van den Geest des Heeren 12 arbeidsjaren begeerd heeft, dat wij allen dat verlangen biddend ondersteunen en onzen geliefden Apostel dáárin een vreugde bereiden, dat toenemend de innerlijke mensch zich uit den uiterlijkei Mensch openbaart in de praktijk van het Christusleven, dat is,' één te zijn met elkander, elkander eeren, liefhebben, elkander dragen, lasten en kruisen van elkaar op ons nemen! Dan willen wij ook het woord van een der Duitsche Apostelen betrachten, wat hij tot ons heeft gesproken en die ons herinnerde aan Jezus Christus, den Grootmeester der liefde Gods, dat Hij aan het kruis gaf, wat Hij in Zijn leven verzameld had. Hij zeide ten behoeve van die menschen, die Hem aan het kruis gehangen hadden: „Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen". Hij had de liefde Gods verzameld en toen Hij de groote menigte zag als schapen zonder herder, werd Zijn ziel met innerlijke ontferming bewogen. Hij zesde ook tot den moordenaar, die Hem aanriep ..Heer gedenk mijner, wanneer Gij in Uw Koninkrijk gekomen zult zijn": „heden zult gij met -eii,, in het Paradijs zijn."
Dien Grootmeester der liefde erkennen wij in onzen dierbaren Apostel. In hem is voor ons alle liefde, vrede, heil, barmhartigheid en genade Gods tezamen ereenigd, en daarom willen wij meer dan ooit van Zijn geest overnemen. Daarom moge het volk Gods, meer dan ;tot:-heden toe, opstaan, om den strijd te strijden tegen het onedele in de eigen natuur. Dat de Apostel zulks van ons mocht waarnemen! Deze vertroosting gunnen wij Hem van ganscher harte en vraag ik ook namens alle broederen: Wilt u zich daarmede vereenigen? Wat is daarop uw antwoord?" (Deze vraag werd met een luid „ja" beantwoord).


Apostel van Oosbree:
Een der Ouden getuigde eenmaal: Er wordt een Werk in Uw dagen gewerkt, dat, wanneer het U zou worden verteld, gij het met Uw verstand onmogelijk zou kunnen omvatten. U kunt het, meen ik, in Handelingen 13 lezen. De zin van dit woord geldt ook in het bijzonder in dezen onzen tijd. Wanneer wij het Werk Gods in het algemeen heden aanschouwen, dan kunnen wij het zelf ook zeggen: „Wonderbaarlijk, o God, Vader is Uw werk onder ons!" Met recht, gelijk een der Ouden ook zei: „Gijlieden zijt niet vele edelen en voornamen naar den zin der wereld Dat geldt ook heden. Ook wij zijn niet vele edelen naar de wereldmaat, maar is het daarom dan ook geen wonder Gods te noemen, wat dat eenvoudige volk presteert. Laat ik dan alleen maar bij het stoffelijke blijven, waarop toch de kinderen der wereld in hoofdzaak het oog richten, wijl ze niet anders hebben, Dat ons Volk geheel zichzelf bedruipt'. Wij vragen geen subsidie aan stad en land, Wij gaan niet met collecten langs de wegen. Wij helpen onszelf; d.w.z. de Geest des Heeren heeft in ons een drang des harten gelegd, waarmede wij elkander en het Werk Gods willen dienen. In dezen benarden tijd, waar allen met veel moeite en zorg te worstelen en te kampen hebben, ik herhaal het nogmaals, is het een :vonder Gods te noemen.` Wanneer u alleen maar denkt, dat wij in die tijdruimte van 2f jaar begonnen zijn met 5 kleine' lokalen, terwijl de andere lokalen werden- gehuurd en er thans` 64 lokalen gebouwd zijn geworden, waaronder grote lokalen van 7 à 800 plaatsen en dat alles uit eigen middelen door de geloofskinderen
is' samengebracht, dan danken wij God, dat zulks mogelijk is geworden. U begrijpt mij wel, dat het niet de bedoeling is om mij hier te roemen. Wanneer wij dit alles aan de kinderen der menschen zou den vertellen, zij zouden het niet gelooven. ook al zou-eten wij het ,net de boeken en an(..ere bewijzen staven. Ze zon _en eerder meeven, dat die bescheiden vervalscht zijn en eerst het geld moeten zien.
De Opziener zeide onder meer, dat het Woord vleesch geworden is. Dan denk ik niet aan natuurlijk vleesch, zooals zoovele kerkgeloovigen dat doen. Om dit woord duidelijk te maken, heb ik vaak een vergelijking gemaakt en gezegd: Wanneer u mijn persoon vertrouwt, en..in mijn woord gelooft en ik zeg tegen u: „Morgen om 12 uur prec:es kunt u zich hier bij mij thuis melden en zal ik u daar f 1000,--- uit betalen", dan zegt u -- dank u wel, want dan bezit u reeds door het geloof en vertrouwen die f 1000. U voelt het. reeds in uw tasch, hoewel u het nog niet bezit. Nu komt het bestemde uur en wordt het beloofde u uitbetaald, dan is die uitbetaling de vleeschwording van het woord, van de belofte. God is in het vleesch gekomen. Zou dit ar.ders bedoeld zijn, dan zou er een woord vóór hebben moeten staan, n.l. God is in menschenvleesch gekomen, want er is ook hondenvieesch enz. Alle geest, die erkennen kan en betuigen, dat de vele beloften Gods van geslacht tot geslacht, ook In dezen onzen tijd, in vervulling treden, die is uit God.
Mijne lieven, onder meer kan ook ik terugschouwen, waar ik als geëigende 57 jaar In het Werk Gods sta. Toen ik geëigend werd in het jaar 1878, waren er misschien een 150 menschen. Daarna heeft het Werk zich uitgebreid. Hoe de toenmalige Apostel Schwarz te worstelen en te kampen heeft gehad, hebben wij in het werk: „Van Licht tot Licht" kunnen lezen. Hij is in Hamburg op het Paaschfeest 1862 tot Apostel geroepen en in het jaar daarop naar Holland uitgezonden. Vanaf dien tijd zijner roeping, hebben 3 Evangelisten hier in Holland het werk voorbereid. Langzamerhand heeft ziah een kleine schaar, eerst van 10 personen, gemeld. In dat zelfde Paaschfeest van 1862 zond de Geest des Heeren mij uit de Geestessferen ter wereld. Mijn moeder noemde mij dan ook een Paaschkindje. Wonderbaarlijk is een en ander in het terugschouwen. Daar kwam in 1863 de Apostel Scharz in Holland en vond na veel en velerlei, eindelijk een onderkomen bij een mensch, die kamers verhuurde in de Willemstraat, Schouten genaamd. Wij hebben hier een Zuster, de Zuster Tervoort, thans 82 jaar, nog een pientere moeder, die als kind van 9 jaar die eerste vergaderingen bijgewoond heeft. Ik heb aan haar gevraagd, wat zij toen zijn gaan doen. Ze zeide, dat er toen nog een dominé was, die niet langer in hetzelfde lokaal wilde vergaderen. Toen heeft de Apostel Schwarz de Abrahams keuze gedaan. De dominé (Evangelist) wilde blijven en daarom is de Apostel Schwarz maar gegaan. Daarna is hij, gegaan naar een bewaarschool in de Bloem-straat en daarna weer naar de Warmoesstraat, alwaar ze ons ge- slagen hebben, waardoor we ook daar niet konden blijven. Al die toestanden hebben we destijds doorleefd. Men is toen gegaan naar,de Lauriergracht en vandaar naar de Rechtboomsloot, in de Presbyteriaansche Kerk, en weer later naar het Prinseneiland, naar- het zoogenaamde Suikerijkerkje. Vervolgens heeft de Apostel Schwarz daarnaast een pakhuis ingericht en daar zijn thans die arme zielen, die als zoutpilaren langs den weg staan. O wanneer ik mijn ziel en geest bepaal bij die arme menschen... Daar staan ze nu als zoutpilaren langs den levensweg, ze kennen de liefde Gods niet, ze staan er buiten. Arme menschen, de plaats hun besteld, kunnen ze niet innemen. Zoolang echter God, de Schepper en Onderhouder, het natuurlijke leven verlengt, zoo lang is de deur der Genade open. Maar terecht zegt de Geest des Heeren: die eenmaal de Heinelsche gaven gesmaakt hebben en afvallig worden, voor dezulken blijft geen slachtoffer over. O God Vader, wees hun toch genadig! Die arbeid destijds aangevangen is doorgegaan en als wij nu het Werk Gods bezien, dan moeten wij uitroepen: „Onbegrijpelijk, o God, zijn Uw daden en wegen". u ligt "er eentijd voor, die doorleefd moet worden en waarin gewerkt moet worden en waar wij ons meer dan ooit op het bewustzijn van elkanders zieleleven willen instellen, opdat wij aan elkander een houvast zullen hebben. In elkander vinden wij zenuwdraden en spierweefsels van het gansche Lichaam, de gemeenschap der Kinderen Gods, waardoor het mogelijk is, dat wij met elkander kunnen voortschrijden. Wij mogen in woord en handeling aan de kinderen der menschen een getuigenis geven, wie en wat we zijn en waarvoor wij toebereid worden. Mocht voorheen deze en gene op de vraag van wereldlijke autoriteiten: „tot welk geloof behoort u?" geantwoord hebben:' „Protestant", dan denk ik toch, dat. het heden anders is en wij trotsch op onze eerenaam zijn. Mijne lieven, wanneer wij dit alles aarsschouwen, dan willen wij den voorliggend en tijd, dien wij tegemoetgaan, met een vasten geloofsgrond in de ziel voorwaarts trekken en in onze áanbiedingen een getuigenis geven, opdat ook wij straks in de "sferen der heilige machten onze, bij God bestelde plaats, mogen innemen. Ik wil nog mededeelen, dat onze Oudste de Boer hier aanwezig is, alsmede Opziener Horsman, beide als medegetuigen van dien eersten tijd. Dan hebben wij hier ook nog Vader Posthuma, die allen hebben ook met mijn persoon, tijdens het leven van
den Apostel Schwarz in zijn dienst gestaan. Dan hebben` wij hier nog die lieve Moeder Tervoort, wat Ik ook zooeven reeds zeide.

„Komt eens hier, meid. Zij is de oudste Apostolische wat betreft de aanwijzing. Ik meende met Paschen, dat mijn vrouw en de vrouw van den Oudste Westendorff de oudsten waren, maar ik heb nu gehoord, dat zij het is. (Zuster Tervoort zeide o.m.: Apostel, destijds, toen ik verzegeld werd, heb ik daarvan niets begrepen, maar U heeft mij geleerd, wat het zeggen wil en de dankbaarheid daarvoor zou ik wel willen uitschreeuwen, vooral waar ik nu zoovelen hier verzameld. zie). Ze is trouwens altijd in rijke condities geweest en heeft nooit armoede gekend, nietwaar?, Dat is wel anders geweest, het is vaak gebeurd, dat de kinderen zonder eten naar bed moesten en dat zij den lieven God vroeg: Lieve Vader maak toch, dat de kinderen gauw gaan slapen, dan hebben ze geen honger meer.
Nu als Ik 82 ben, dan hoop Ik ook nog zoo flink te zijn.
Mijne lieven. Nu wil ik met u als representanten van al de duizenden, die daar buiten zijn, een korten Verzoeningsdienst bewerken, niet in den vorm, maar God geve, dat u allen ziel en geest daaraan kunt verbinden. Ik wil dan zulks doen met al de voorgangeren der gemeenten en toet hen die in de priesterlijke bediening staan.


Volgt Gebed en verzoening.
Koor: Lof en aanbidding en: Heer, Heer IJ danken wij. Gemeenschappelijke zang: Lied 165, eerste vers.
Mijne lieven, de tijd dringt, wij moeten dit gebouw verlaten. Wij willen het dus hierbij laten. Ik zie met dankbaarheid terug op al hetgeen des Heeren Geest ons heeft doen genieten. Willen wij er om denken, waar we nu weer allen naar huis terugkeeren ett reizen met wagens, enz. v66rliggen, dat wij allen doen, wat in." ons vermogen ligt, dan vindt de Engelmacht der hulp in ons een. gebaanden weg, om ons te kunnen bijstaan. Doet, wat u kunt, maatschappelijk en geestelijk en u zal zien, hoe de macht des zegens zieh daaraan zal verbinden. Vele offers zijn gebracht in tijd en geld. Dit alles staat vermeld in het Boek, dat voor Gods aangezicht ligt, en herinner ik daarbij aan het woord: „Let maar op, wat Ik u doen zal, als d doet, wat in uw vermogen is. Hebben wij gedaan, wat wij naar ons vermogen konden, mijn lieve broeders en zusters, dan moet ook ik persoonlijk evenals die lieve zuster, in het terugschouwen zeggen: „Wonderbaarlijk heeft de lieve God Zijn beloften, waar gemaakt en maakt ze nog immer waar voor "hen, die in getrouwheid, naar vermogen zich met lichaam, ziel en geest dienstbaar stellen."
Volgt voorlezen van een gedicht, waarna het dankgebed volgt.

__________________________________________________

Toevoeging redactie website:

In de tijd dat bovenstaande "dienst" werd gehouden, was het gebruikelijk dat ook de Districtvoorgangers in dienst van de "Kerk" waren. Zij hadden een goed betaalde baan, en de Apostel was  hun Baas. Iedereen kent het spreekwoord: "Wiens brood men eet, diens woord men spreekt".

We hebben tijdens het lezen kunnen constateren dat de hele dienst draait om de Apostel, Oké, het was ook zijn 25 jarig jubileum als Apostel. Terwijl de dienst een aaneensluiting is van lofbetuigingen aan het adres van de Apostel, zegt deze aan het eind van de dienst: Dat het niet de bedoeling is geweest hem te roemen...

Daarnaast wordt gesproken over de bouw van veel nieuwe kerken in de periode van Van Oosbree. In zijn tijd werd er op toegezien dat de tienden ook werkelijk werden betaald. De Broeders en Zusters hadden ook een "huisofferblokje" een soort spaarpot met sleutel, de sleutel was in het bezit van de "Huispriester". Deze maakte dan bij zijn bezoek het offerblokje leeg, en owee als daar niets inzat, dan kregen de betreffenden de wind van voren. Het offerblokje was bedoeld om bij elke vorm van ondervonden zegen iets in het blokje te doen.

De bouw van kerken werd mede gefinancierd door de uitgifte van obligaties, deze konden door de Broeders en Zusters in diverse bedragen worden aangeschaft bij de Kerkleiding. Uiteraard was het een renteloze  lening. Maar er was meer, Door het aanschaffen van obligaties kwam men in "zicht" bij de kerkleiding, op die wijze "kochten" vele broeders een Ambt. De echt brutale Broeders met geld, eisten zelfs een Ambt als zij hun geld ter beschikking stelden. Tja, niet echt een gezonde gang van zaken.

Zo is het ook begrijpelijk dat de Districtvoorgangers na de dood de "Apostel" Slok volgden, zij kozen in de eerste plaats voor hun loon, dat best heel goed genoemd mag worden. Indien zij "Slok" niet zouden volgen hadden zij geen inkomen meer. Bedenk dan wel dat er in die tijd geen sociale vangnetten  bestonden. Men was eigenlijk wel gedwongen om met "Slok" te gaan.

Wie hier iets meer aan kan toevoegen nodig ik graag uit dit aan mij te schrijven. bmoesker@orange.nl

Bauke Moesker.

Geplaatst op: 05-01-2007