@all
In mijn kindertijd stonden er in onze kerkzaal drie rijen banken. Links zaten de zusters, in het midden het koor en rechts de broeders. Als kleuter zat ik soms naast mijn moeder, ter hoogte van de bassen in het zangkoor en hoopte ik op de bassolo in het lied hierboven:
Heer! Maak mij sterk en leer mij overwinnen, wat mijne ziel nog aan de aarde bindt,
opdat 'k als heer en meester mijner zinnen in 't doen van Uwen wil mijn vreugde vind'.
Wanneer dit lied werd gezongen, vond ik dat namelijk indrukwekkend. Volgens mij waren er in die tijd wel minstens 20 bassen. Vol spanning wachtte ik er op dat sommigen van hen in het slotakkoord de lage f kozen. En gelukkig had het lied meerdere coupletten.
Waarschijnlijk kwam ik speciaal voor de muziek, net als D.C. Lewis in "
Mijn gebed" - met orgelbegeleiding van Feike Asma (van wie ik later trouwens nog diverse keren in de Martinikerk in Bolsward een concert bijwoonde):
Dit is uw orgel Heer, dit is uw kerk
'K Loop zomaar binnen Heer, net van m'n werk
Niet voor de priester Heer, of 't antiek
Ik kom alleen maar Heer, voor de muziek
Nee, toch was het niet alleen de muziek. Ik voelde mij "in de gemeenschap" ook geborgen. Het voelde nog als de wélaangename tijd:
- Want Hij zegt: In de aangename tijd heb Ik u verhoord, en in de dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid!
Uit: 2 Kor. 6: 2 (SV1977)
Na het overlijden van apostel Tjark Bischoff, tegen het einde van de jaren '60, zou geen kerstviering meer hetzelfde zijn, maar ik was te jong om te begrijpen dat met de komst van
districtsapostel Schumacher als het ware de weledelgestrengheid tot norm was verheven. Goddank lieten in Friesland weinigen zich hierdoor van de wijs brengen, maar toen onze districtsvoorganger ziek werd en er "wijzen uit het oosten" op het toneel verschenen, moesten ook wij eraan geloven. Achteraf bezien werd daarmee het begin ingeluid van het einde. Districtsdienaren werden managers. Het gemeenteleven werd gestandaardiseerd; bij wijze van spreken volgens de Deutsche Industrie-Norm (
DIN). Of plaatselijke kerkgemeenten nu in staat waren om daar handen en voeten aan te geven, of niet; het regende richtlijnen met slechts één vermeend oogmerk: onze Zielenbruidegom zou en móest op Zijn dag in onze kerk een onberispelijke bruid aantreffen. Als motto gold
Alles In Beweging, maar dit werkte een soort van tweedeling in de hand tussen voorbeeldigen en minder voorbeeldigen.
In één van de koorliederen,
"Het Vaderhuis", wordt gezongen
"Waar ieder naar vermogen het zijne doet met lust". Ik herinner mij dat mijn vader dit eens aanhaalde toen hij als priester mee-diende, maar dat hij daarna door de dienstleider werd gecorrigeerd want wij behoorden méér te willen doen dan in ons vermogen lag. Bij "de strijders voor Gods heerlijk werk" sloeg het fanatisme toe, zo leek het wel. De lat om op een blij makende manier nog ergens voldoening aan te ontlenen, kwam -prestigieus- alsmaar hoger te liggen. Wie meende dat er ook tijd nodig was voor een harmonieus gezinsleven, tijd om familiebetrekkingen te onderhouden, tijd om een hobby uit te oefenen, enzovoort; die had zeker niet door
dat er in "de eindtijd" geen tijd te verliezen valt. Met deze ideologie liep het uit de hand. Wie er niet in meeging, laadde de verdenking op zich een lauw geloof te hebben. Anderen daarentegen zetten al dan niet vanwege de toegenomen groepsdruk privé-belangen opzij - maar waarvoor precies? Was dat om te voorkomen dat het (naar het koorlied
"Wie klopt daar keer op keer?") zou klinken
"Te laat voor u, te laat voor u!", of om anders bij de
districtsapostel niet meer... in het gevlij te komen?
Helaas hebben niet weinigen met de aldus uitgelokte "tomeloze inzet", door een slijtageslag in het gezin, het duur moeten bekopen. Ik zou niet graag hierover onnadenkend willen opmerken "Alles gebeurt onder de toelating Gods", "Jezus redt!" of anderszins lariekoek. Ook ben ik het in de
bestuursverklaring van 20 augustus jl. oneens met de passage
"De eigen verantwoordelijkheid van de leden is in deze periode niet structureel bevorderd" want het was juist andersom: het werd je aangerekend als een persoonlijk belang prevaleerde. Het werk van God moest in ieders leven centraal staan en al onze gaven en krachten kwamen in de eerste plaats "de gemeenschap" toe. Zo dacht de
districtsapostel erover en zijn
wens behoorde ieders
gebod te zijn. Wie anders dan vanwege een cruciaal beroep de kantjes eraf liep, wist onze "genaderijke uitverkiezing" niet op de juiste waarde te schatten. Als God riep, wilden wij toch -met Samuël- kunnen zeggen:
"Spreek, HEER , uw dienaar luistert"? En dan te bedenken dat dit nog losstond van alle financiële offers die er werden verlangd.
Zo werd er door "
hogere verantwoordelijke leidinggevenden" op het persoonlijke leven van de gemeenteleden een stempel gedrukt, met nauwelijks oog voor ieders welbevinden. Wat allen voor ogen moest staan, was de voleindiging van "het verlossingswerk". Hierbij werden de zaken voorgesteld alsof het, afhankelijk van de inspanningen die wij ons wensten te getroosten, een kwestie zou zijn van "to be or not to be". Tijdens de diensten werd er namelijk geregeld op gewezen dat wij voor de beslissende vraag zouden komen te staan:
"Wat hebt gij met het Mijne gedaan?" Met andere woorden: wie daar dan niet bevredigend op kan antwoorden, kan het wel schudden. Ouders moesten ook goed begrijpen hoezeer zij in dit opzicht een grote verantwoordelijkheid droegen voor hun opgroeiende kinderen. Bij hoe de ouders het ondertussen zouden kunnen rooien met hun inkomen, met de bestaanskosten, met alle opofferingen en offers en met alle andere uitdagingen waaraan men het hoofd te bieden kan hebben, gold steevast:
- Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.
Uit: Matteüs 6: 33 (NBV21)
Al met al kwam
"Een dagwerk voor de Heiland" er niet zelden op neer dat men dag in, dag uit door de kerk in beslag werd genomen. In het begin van de jaren '80 raadde een oudste dan ook nog af een klassiek concert te bezoeken want je kon evengoed, wanneer de lieve God je niet elders verwachtte, thuis naar een langspeelplaat luisteren. Toen iemand uit een andere provincie mij dat nietsvermoedend vertelde, viel ik zowat van mijn stoel want ik was destijds geabonneerd op een heuse concertserie. Van onze eigen districtsvoorganger, die trouwens in het dagelijks leven muziekleraar was, kon ik mij zoiets beslist niet indenken. Toen ik naderhand op het bureau van de Centrale Administratie van de kerk was komen te werken, merkte ik dat de
districtsapostel met de preciezen onder de leermeesters helemaal geen moeite had want in hun werkgebied werd er geëxcelleerd in "deugden" als offervaardigheid en geloofsgehoorzaamheid. Naarmate de
districtsapostel daarvoor méér complimenten uitdeelde, gedroeg men zich extra "
DIN-salonfähig". Dat voelde niet goed.
Wat mij verschrikkelijk tegen de borst stuitte, is, dat als er onder de rekkelijken via de gemeenteafrekening een grafstuk was bekostigd (omdat men gezamenlijk de laatste eer wilde bewijzen aan een overleden gemeentelid), de
districtsapostel ze een reprimande gaf en eiste dat zulke uitgaven alsnog uit werden vergoed uit ieders huishoudportemonnee. Ik vond dat godgeklaagd. Mede hierdoor werden bij mij geleidelijk aan de ogen geopend voor het schaamteloze en hooghartige religieuze fanatisme (!!) wat daar werkelijk achter stak. Reken er niet op dat ooit iemand aan mij vroeg hoe het voor mij was om bij zulke bizarre arbeidsomstandigheden mijn werk te doen; om van enige nazorg maar helemáál niet te spreken. Ook van collega's weet ik dat men leed onder de aldus geëxposeerde hypocrisie. De beoogde opvolger van de
districtsapostel maande echter tot geduld want zijn "directe zegenaar" ging immers al vrijwel aanstonds met pensioen, maar dit was niet bij 65, bij 67 of 70 jaar doch pas op bijna 72-jarige leeftijd. Toen was bij alle rekkelijken de rek eruit.
Nu las ik in
het vorige bericht in deze thread dat tussen 1973 tot 2021 in ons land het aantal NAK-locaties min of meer is gehalveerd. Anderen mogen er anders over denken, maar naar mijn vaste overtuiging moet dit NIET in de eerste plaats worden toegeschreven aan
secularisatie, doch aan de
emotionele verwaarlozing van kinderen van God. Bijzaken werden verheven tot hoofdzaken en andersom...
- Voor: Jou
Ze zeiden
wij hebben een levend geloof
want bij ons
blijven de wegwijzers
niet staan
waar ze staan
die gaan met je mee
nee
niet tot je er bent
maar gewoon
tot ze genoeg
van je hebben
fijn, he
vind ik ook niet
Van: Mij
Groet,
TjerkB