TjerkB schreef: ↑za 18 okt 2025, 12:01(...)
Nog wekenlang nadat Jona de
Ninevieten had gewaarschuwd, bivakkeerde hij daar ergens in het buitengebied, op een voor hem veilige afstand:
- Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren.
Uit: Jona 4: 5 (NBV21)
Een bijzonder verhaal.
(...)
TjerkB schreef: ↑ma 20 okt 2025, 18:33(...)
Met andere woorden: wie woont er dan eigenlijk nú in de regio Nineve en van wíe wordt nú het uiterste gevergd om zich ernaartoe te begeven?
(...)
@all
Toen wij in deze thread met een vraag over de woensdagavonddienst van vorige week werden geattendeerd op Jona, moest ik mij echt even ergens overheen zetten om de betreffende YouTube-video op te te zoeken en die vervolgens te bekijken. Wat niet iedereen zich vermoedelijk direct ook realiseert, is, dat voordat ik hier soms iets opschrijf, er vaak nogal wat aan voorafgaat en dat daarmee ook tijd gemoeid kan zijn. Zo herinner ik mij dat ik rond 2004 de kerk al eens heb willen verlaten. Uiteindelijk gebeurde dat medio 2007 alsnog, maar het grenst aan het onwaarschijnlijke hoeveel geworstel het al met al meebracht om vanuit kerkelijk schemerduister
van banden der aarde bevrijd te mogen zijn.
Terugkomend op het Bijbelboek Jona; toen ik een deel van de video alvast had bekeken, wilde ik het hele verhaal van Jona graag snel nalezen. Daarbij legde ik een drietal Bijbelvertalingen naast elkaar. De onderscheidene vertalers waren kennelijk niet allemaal met hetzelfde been uit bed gestapt want boven hoofdstuk 1 stond respectievelijk níets, dan wel
"Jona’s roeping; ongehoorzaamheid en straf" óf
"Jona's roeping en vlucht".
Verder keek ik over de situatie nog de afstanden na, om beter te begrijpen wat Jona was gevraagd en waarom dat misschien echt wel lastig was:
TjerkB schreef: ↑za 18 okt 2025, 12:01(...)
De afstand voor Jona, van wie ik las dat hij afkomstig was uit de omgeving van Nazareth, naar Nineve (in het huidige Irak), was hemelsbreed bijna 900 kilometer en die stad zelf was destijds zó groot, zo lezen wij in de Bijbel, dat je wel drie dagen nodig had om er doorheen te komen. Stel, dat God kenbaar maakt: en ga jíj daar nu alsjeblieft naartoe! Zelfs op de fiets zou ik mij afvragen: woont er daar niet iemand dichterbij?
Die hele opgaaf - Jona voelde zich erdoor overweldigd. Hij ging naar Jafo (tegenwoordig Jaffa). Ik zocht het even op, maar Nazareth en Jaffa liggen ook al ruim 100 kilometer uit elkaar. Daarmee ben je, in termen van de Nijmeegse 4Daagse, dus al over de helft! Hoe ver later de boot naar Tarsis al onderweg was, toen de storm opkwam, weet ik niet, maar de walvis deed er drie dagen over om Jona weer aan wal te brengen.
(...)
De kwalificatie
ongehoorzaamheid verbaasde mij. Tegenwoordig kunnen zendelingen reis- en verblijfkosten declareren, maar Jona wachtte een voettocht, zo lang als van Groningen naar Genève; vast géén arrangement voor Happen en Stappen onderweg, oponthoud met wellicht spot en hoon op de plaats van bestemming, voor zover bekend zonder volpension; een ongewisse vrije aftocht én een ongewisse behouden thuiskomst. Hoezo ongehoorzaam?, dacht ik! De Bijbelse Thomas was ongelovig, een veelbesproken vrouw overspelig, enzovoort. En Jonas: ongehoorzaam.
Christus Jezus schreef later op de tempelvloer in pseudo-Hebreeuwse letters de woorden:
'Wie van u zonder zonden is , werpe de eerste steen'.
Wat voor mij iets heel moois is bij wat er te lezen valt over Jona, is, hoezeer God met een verre vooruitziende blik ook bij hem het hart aanzag!
- [1] De HEER richtte zich tot Jona, de zoon van Amittai: [2] ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want Ik heb gezien hoe haar inwoners zich misdragen.’ [3] En Jona maakte zich gereed, maar vluchtte naar Tarsis, weg van de HEER. Hij ging naar Jafo en vond er een schip met bestemming Tarsis. Hij betaalde de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de HEER.
Uit: Jona 1
.
- [1] Opnieuw richtte de HEER zich tot Jona: [2] ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen met de woorden die Ik je zeg.’ [3] En Jona maakte zich gereed en ging naar Nineve, zoals de HEER hem had opgedragen.
Uit: Jona 3
En nóg iets opmerkelijks... De zeelieden met wie Jona in een storm verzeild raakte, leerden de God van Jona kennen en bekeerden zich tot Hem:
- [4] Maar de HEER wierp een hevige storm op de zee, en de zee werd zo wild dat het schip dreigde te breken. [5] De zeelieden werden bang, en ieder riep tot zijn eigen god om hulp. Ook gooiden ze, om het gevaar af te wenden, de lading in zee. Maar Jona was in het ruim van het schip afgedaald, was daar gaan liggen en in een diepe slaap gevallen. [6] De schipper ging naar hem toe en zei tegen hem: ‘Wat lig jij hier te slapen! Sta op, roep je God aan! Misschien dat Hij zich om ons bekommert, zodat we niet vergaan.’ [7] Intussen overlegden de zeelieden: ‘Laten we het lot werpen om te weten te komen wiens schuld het is dat deze ramp ons treft.’ Ze wierpen het lot, en het lot viel op Jona. [8] Toen zeiden ze tegen hem: ‘Vertel ons: Hoe komt het dat deze ramp ons treft? Wat doe je hier aan boord? Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je? Bij welk volk hoor je?’ [9] Jona antwoordde: ‘Ik ben een Hebreeër en ik vereer de HEER, de God van de hemel, de God die de zee en het droge gemaakt heeft.’ [10] Nu werden de mannen nog veel banger, want ze hadden van hem gehoord dat hij was weggevlucht van de HEER. Ze zeiden tegen hem: ‘Hoe heb je dat kunnen doen?’ [11] En ze vroegen hem: ‘Wat moeten we met je doen, dat de zee ons met rust laat?’ Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. [12] Hij antwoordde: ‘Gooi me in zee, dan zal de zee jullie met rust laten. Want ik weet dat het mijn schuld is dat deze storm zo tegen jullie tekeergaat.’ [13] Maar de mannen roeiden uit alle macht om weer aan land te komen; dat lukte hun echter niet, want de zee ging steeds onstuimiger tegen hen tekeer. [14] Toen riepen ze tot de HEER: ‘Ach HEER, laat ons toch niet vergaan als wij het leven van deze man opofferen. Reken het ons niet aan als hier een onschuldige sterft. U bent de HEER, al wat U wilt, doet U!’ [15] Toen tilden ze Jona op en gooiden hem in zee, en de woede van de zee bedaarde. [16] De mannen werden vervuld van bang ontzag voor de HEER. Ze brachten Hem een offer en deden Hem geloften.
Uit: Jona 1
Mocht Jona bang zijn geweest voor een zeker noodlot indien hij als een onheilsprofeet in ongenade was gevallen; het pakte echt heel anders uit:
- [5] De inwoners van Nineve geloofden God: ze riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, hulde zich in een boetekleed. [6] Toen de profetie de koning van Nineve bereikte, stond hij op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af en ging, gehuld in een boetekleed, op de grond zitten. [7] En hij liet in Nineve omroepen: ‘Volgens bevel van de koning en zijn edelen is het niemand toegestaan te eten of te drinken, mens noch dier, rund noch schaap of geit. De dieren mogen niet grazen of water drinken. [8] Iedereen, mens en dier, moet zich hullen in een boetekleed en luidkeels God aanroepen. Laat iedereen breken met zijn kwalijke praktijken en met het onrecht dat hij doet. [9] Misschien dat God dan van gedachten verandert en afziet van zijn voornemen; wie weet zal Hij zijn woede laten varen, zodat wij niet te gronde gaan.’
Uit: Jona 3
Maar wat onder het lezen óók indruk op mij maakte, is, wat God hier eerst nog omstandig in het werk stelde, om te waarschuwen én.. te helen.
Ik denk dat Jona als herboren thuiskwam en dat hij zich over deze reis met allerwegen
machtige stromen van zegen heeft kunnen verwonderen.
Groet,
TjerkB
P.S.
BakEenEi schreef: ↑zo 19 mei 2013, 17:48(...)
Eén van de liederen waarvan ik het spijtig vind dat het in de Nieuw-Apostolische Kerk aan de vergetelheid werd prijsgegeven, kwam mij nu in herinnering:
- In dat Licht te mogen wand’len,
trots de duisternis op aard’,
geeft ons daag’lijks stof tot danken,
is ons vele offers waard.
Geef, o Heiland, kracht en sterkte,
dat wij U te allen tijd
-door ‘t geloof en in de liefde-
volgen in gehoorzaamheid.
Bron: Derde couplet van lied 145, gezangboek H.A.G.E.A., 1953 - "Wordt verlicht"
Dan zit je goddank niet in de tang van een "hogere verantwoordelijke leidinggevende" die je geen blik waardig keurt omdat je niet als een kameleon van kleur verschiet op aanwijzing van een gezagsgetrouwe zegenaar die als hobby heeft: het "conditioneren" van zielen die "nach dem neuapostolischen Glaubensverständnis" van diens zegen afhankelijk zouden zijn.
(...)
Uit: Bericht -op het voormalige Forum van wijlen
Bauke Moesker- op "
19 mei 2013, 17:48", in de thread ""Het is niet ver naar Bethlehem