Akte Peter Kuhlen

Speakerscorner. Kopij via admin@samenapostolisch.nl
Plaats reactie
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

[Bijgewerkt: 27-11-2016, 19:30 uur]


@all

Download de originele (Duitstalige) versie »HIER«
Download de Nederlandse vertaling ervan »HIER«

Zie in dit verband ook de thread "Kuhlens Aufzeichnungen über Nachfolgefindung J.G. Bischoff".

Groet,
TjerkB
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

TjerkB schreef:(...)
Overduidelijk werden juist de aanstichters van dat specifieke geweld (in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw) door Wilhelm Leber in bescherming genomen, onder wie met name zijn schoonvader en diens vader. Van slachtoffers werd verlangd dat men ook dit onrecht "met Gods hulp" voor eigen rekening nam!

De kennelijk door Wilhelm Leber verkozen voorkeursbehandeling van gelauwerde prominenten in de kerk, kwam voor de onschuldige slachtoffers uiteraard neer op een nieuw onbarmhartig pak slaag. Gelukkig staken nu velen in de kerk hun verontwaardiging daarover niet langer onder stoelen of banken.

(...)


Uit: Bericht op "Vr 18 Nov 2016, 21:05" in de thread "Wat is een sekte?"
@all

Zó begon het destijds:

  • Akte betreffende de redenen van mijn besluit van 25 november 1950, mij terug te trekken uit mijn ambt als stamapostelhelper en opvolger als stamapostel.


    Daarvoor eerst een kort overzicht van de voorgeschiedenis van mijn beroeping tot het ambt van stamapostelhelper en opvolger van de stamapostel.

    Reeds jarenlang hadden de apostelen onder elkaar tijdens voorkomende gelegenheid gesproken over hun zorgen over de toekomst van het werk Gods. Zij vroegen zich bezorgd af, wat er zou gebeuren als de stamapostel zou overlijden zonder dat door hem een opvolger zou zijn aangewezen.

    Reeds in 1939 had apostel E. Güttinger de stamapostel zijn desbetreffende zorgen schriftelijk geuit zonder dat de stamapostel hem over de oplossing van deze kwestie benaderde.

    Toen heeft in 1940 of 1941 apostel Landgraf de stamapostel het verzoek doen toekomen, een opvolger voor het ambt van stamapostel uit te kiezen. Daarop schreef de stamapostel aan alle bereikbare apostelen – het was in de oorlog en de brief ging dus uitsluitend aan Duitse apostelen – en verzocht hen, hem de volgens hen voor het hoge ambt van stamapostel in aanmerking komende man te noemen. Zijn verzoek was, dat zij niet met mede apostelen hierover zouden overleggen zodat niemand op de een of andere wijze invloed op de ander zou kunnen doen gelden. Kort daarna schreef de stamapostel: het resultaat van de rondvraag is, dat 4 apostelen de apostel Landgraf, 4 de apostel Schall, en 4 de apostel Kuhlen hadden voorgesteld. Daarbij merkte hij op, dat in deze aangelegenheid blijkbaar niet de nodige overeenstemming heerste en hij dus niets kon ondernemen.

    In verband met de hoge leeftijd van de stamapostel was de kwestie van opvolging dezes na het einde van de oorlog nog dwingender en vanzelfsprekend onderwerp van gesprek bij de apostelen geworden.

    In augustus 1947 waren de apostelen Lembke, Landgraf, Knigge, Schmidt, Weinmann en ik met de stamapostel in Hamburg bijeen. Daar leidde de stamapostel op zondag twee diensten en reisde met apostel Knigge reeds richting thuis om onderweg nog in Hannover te kunnen verblijven. De overige apostelen bleven die dag nog in Hamburg omdat een reis naar huis op zondag voor hen te bezwaarlijk zou zijn geweest. Op die zondagavond bracht toen apostel Lembke het onderwerp “opvolging van de stamapostel” te berde en alle apostelen spraken hun vrees betreffende de toekomst van het werk Gods uit. Allen vreesden, gezien de hoge leeftijd van de stamapostel, dat deze plotseling zou kunnen komen te overlijden zonder dat een opvolger voor hem zou zijn gekozen. Samen kwamen wij tot de slotsom dat het noodzakelijk zou zijn, de stamapostel te verzoeken een opvolger aan te wijzen. Daarover zou echter ook met de in Zuid-Duitsland wonende apostelen een bespreking moeten plaatsvinden. Wij besloten, dat de apostelen Lembke en Weinmann met de Zuid–Duitse apostelen zouden afspreken, waar en wanneer hierover een gesprek zou kunnen worden gevoerd.

    Er vond dan ook kort daarna een ontmoeting tussen de apostelen Lembke, Weinmann, Schall en Hartmann in een Zuid-Duitse stad plaats. Daar bespraken deze apostelen het probleem grondig en waren het erover volkomen eens, dat aan de stamapostel een verzoek tot benoeming van een opvolger zou worden gedaan.

    Eind oktober 1947 waren daarna de apostelen Lembke, Knigge, Schmidt,Weinmann en ik in opdracht van de stamapostel voor het verzorgen van diensten in de oostzone van Duitsland. Wij ontmoetten eerst in Berlijn de apostelen Landgraf en Oberländer. De apostelen Lembke en Weinmann hebben daar het resultaat van hun gesprekken met de Zuid-Duitse apostelen medegedeeld. In het bijzonder legde apostel Lembke opnieuw de nadruk op de dringende noodzaak, dat de stamapostel een opvolger zou benoemen. Er werd besloten, aan de stamapostel een desbetreffend verzoek schriftelijk te doen toekomen, maar dit, voordat het aan de stamapostel zou worden gezonden, door alle Europese apostelen te doen ondertekenen. Men kwam overeen, een dergelijk schriftstuk beslist slechts dan aan de stamapostel te doen toekomen, wanneer alle Europese apostelen zonder uitzondering dit hadden ondertekend omdat men vreesde – gezien de overgevoeligheid van de stamapostel – dat deze het de ondertekenaars kwalijk zou nemen, dat niet allen hadden getekend.

    De apostelen Schmidt en Oberländer zijn toen eerst naar het kantoor van apostel Landgraf gegaan teneinde een eerste ontwerp van die brief te maken. Dit door de apostelen Schmidt en Oberländer gemaakte ontwerp vonden de aanwezige apostelen op enkele punten te scherp en mij werd verzocht, de brief opnieuw te schrijven en een beetje bij te vijlen. Ik heb dan het door de apostelen Schmidt en Oberländer gemaakte ontwerp doorgewerkt en díe zinnen, die de stamapostel op enigerlei manier zouden kunnen irriteren, veranderd. Dit nieuwe ontwerp vond toen de absolute toestemming van de apostelen Lembke, Landgraf, Knigge, Schmidt, Weinmann en Oberländer.

    In de genoemde brief werd de stamapostel verzocht zo spoedig mogelijk een opvolger te benoemen opdat het volk Gods bij zijn mogelijk overlijden niet in een crisis zou geraken. Ook werd de stamapostel aanbevolen, de mening van de apostelen te vragen, wie volgens hen de door de Heer voorbereide man zou zijn. Hij zou dan, als de dragers van het ambt van de Geest hun overtuiging bekend zouden maken, de beste garantie hebben, in de stem van de apostelen de stem Gods te herkennen. Ook zou de getuigenis van de apostelen zekerder zijn dan gezichten en dromen.

    Behalve deze, mede door mij ondertekende, brief hebben de apostelen dan nog een tweede brief opgesteld waarvan de inhoud mij pas later ter kennis is gekomen. In die brief hebben de apostelen mij als opvolger van de stamapostel voorgesteld.

    Er werd toen afgesproken, dat twee van de in Berlijn aanwezige apostelen naar de apostelen Buchner, Hartmann, Schall en Ludwig zouden reizen en de brief, indien zij toestemden, door dezen zouden laten ondertekenen. Apostel Rockstroh zou bij een bezoek van de apostelen Weinmann en Kuhlen in het district Leipzig in dezelfde week in kennis worden gesteld van het besprokene en – indien hij ermee instemde – ondertekenen. De Zwitserse apostelen zou schriftelijk worden gevraagd, wanneer en waar zij in een belangrijke aangelegenheid een vergadering met de apostelen Lembke en Weinmann zouden kunnen bijwonen. Vervolgens zouden twee van de in Berlijn bijeengekomen apostelen samen met twee van de Zuid-Duitse apostelen naar de stamapostel reizen om hem het geschrevene aan te bieden.

    Enige dagen nadat wij uit Berlijn en de oostzone van Duitsland naar huis waren gereisd, reisden de apostelen E. en O. Güttinger uit Zwitserland naar Nederland en apostel Lembke sprak met hen af, dat hij en apostel Weinmann hen zouden ontmoeten in mijn woning in Düsseldorf. Tijdens het korte verblijf van de Zwitserse apostelen in Düsseldorf hebben de apostelen Lembke en Weinmann aan dezen alles verteld en van hen ook een handtekening gekregen. De apostelen E. en O.Güttinger reisden van Düsseldorf naar Nederland, alwaar dan ook apostel Paasman tekende, en na hun terugkomst in Zwitserland tekende ook de apostel Schneider.

    Aangezien de apostelen Lembke en Weinmann reeds tweemaal in deze aangelegenheid een grote reis hadden ondernomen (eerst naar Zuid-Duitsland voor de bespreking met de apostelen Hartmann en Schall en dan naar Düsseldorf voor de bespreking met de apostelen E. en O. Güttinger) werd mij door apostel Weinmann verzocht, de reis naar de apostelen Buchner, Hartmann, Schall en Ludwig in zijn plaats met apostel Lembke te maken. Hoewel ik mij daartegen verzette, heb ik tenslotte aan dit dringende verzoek toegegeven en ben met apostel Lembke samen eerst naar apostel Buchner gereisd, die een handtekening gaf, en daarna ontmoetten wij in de woning van apostel Hartmann de apostelen Hartmann, Schall en Ludwig.Met dezen hebben wij de zaak ook besproken en hun handtekening gekregen.

    Opmerken moet ik, dat ik tot dan de inhoud van het schriftstuk, waarin ik was voorgesteld als opvolger, niet had gelezen. Díe brief werd telkens zonder mijn aanwezigheid met de diverse apostelen besproken en door hen ondertekend. Pas later werd mij een fotokopie van dat geschrift, waarin men mij als opvolger had voorgesteld, door apostel Lembke toegezonden.

    Oorspronkelijk was men van plan, na de bespreking in Karlsruhe, waarin de laatste handtekeningen waren gezet, samen met twee Zuid-Duitse apostelen naar de stamapostel te reizen en alles aan hem voor te leggen. Hiertegen had vooral apostel Schall bezwaren. Hij zei, dat volgens zijn juiste kennis van de mentaliteit van de stamapostel deze niet zou kunnen verdragen, dat hij plotseling door meerdere apostelen zou worden bezocht ter bespreking van een dergelijk probleem, als dezen zich niet van te voren bij hem hadden gemeld. Apostel Schall merkte ook nog op, dat de stamapostel een aanmelding van meerdere apostelen ter bespreking van zijn opvolging helemaal niet zou kunnen verdragen. Het zou dus volkomen onmogelijk zijn, dat wij onmiddellijk na de bespreking in Karslruhe met meerdere apostelen naar de stamapostel zouden kunnen reizen. Apostel Schall stelde voor, dat hij zich voor bespreking van de een of andere bijkomstige zaak bij de stamapostel zou aanmelden en na bespreking van die zaak de benoeming van de opvolger te berde zou brengen.

    Aldus zijn dan apostel Lembke en ik uit Karlsruhe rechtstreeks weer naar huis gereisd – tegen het plan in, met twee Zuid-Duitse apostelen na de bespreking in Karlsruhe rechtstreeks naar de stamapostel te reizen. Later werd ons zeer kwalijk genomen dat wij de stamapostel niet hadden bezocht, maar achter zijn rug om gewerkt hadden. Hierbij wil ik opmerken, dat er tijdens de besprekingen geen enkel lelijk woord over der stamapostel is gezegd, dat er van hem tegenwerken nergens en nooit sprake was, maar dat uitsluitend de eensgezindheid van de apostelen over de opvolging van de stamapostel werd beoogd.

    Nadat zich dan apostel Schall inzake een belangrijke bespreking bij de stamapostel had aangemeld, liet deze door de distictsoudste Weine telefonisch aan apostel Schall vragen, wat die belangrijke zaak dan wel was. En toen moest apostel Schall nu eenmaal zeggen, waar het om ging. Daarop werd de stamapostel zeer opgewonden en werden de apostelen Schall, Hartmann, Ludwig en Buchner uitgenodigd, bij hem te komen. Toen deze apostelen bij de stamapostel waren en de geschriften hadden aangereikt, heeft de stamapostel zijn verontwaardiging doen blijken in plaats van vertrouwelijk met hen te praten enz. enz. (Kón het dan wel anders, dan bij een zo belangrijke kwestie eerst het akkoord van alle apostelen te verkrijgen? Wat was er dan verkeerd?) De apostelen hadden toch in hun brief geen woord, dat de stamapostel kon kwetsen, gebruikt, maar zodanig geschreven, dat hem de hoogste eerbied werd betuigd.

    De stamapostel heeft tegen de apostelen Schall, Hartmann, Ludwig en Buchner buitengewoon verontwaardigd over hun daad gesproken en de mannen erop gewezen, en verklaard, dat het aanwijzen van een opvolger uitsluitend zíjn taak was en niet die van de apostelen, dat de Heer hem nog geen opvolger had aangewezen enz. Hij huilde daarbij hevig, zodat de genoemde apostelen ontzet waren van de reactie van de stamapostel en toen tegen hem zeiden, dat ze dan maar hun handtekening zouden terugtrekken.

    Daarna kwam een brief van de stamapostel aan de apostelen, waarvan de inhoud vol was van verwijten aan de apostelen. Er stond onder andere in, dat enige apostelen het werk Gods wilden verstoren. Mij persoonlijk werden dingen verweten, die ik hier niet zou willen herhalen, die ik echter in een brief aan de stamapostel in alle liefde rechtzette. De brief van de stamapostel was qua inhoud en toon dermate verschrikkelijk en opgewonden dat apostel Schmidt verklaarde: “Deze brief van de stamapostel is gewoon duivels en mag nooit openbaar worden, anders is de stamapostel bij allen geheel uitgeschakeld”. De apostelen Lembke, Knigge, Schmidt, Weinmann en ik kwamen toen voor overleg bijeen. Wij gaven allen uitdrukking aan onze verbijstering over de brief van de stamapostel en bespraken wat er nu zou moeten worden gedaan. Wij kwamen overeen, dat ieder van ons nog eens schriftelijk zijn mening aan de stamapostel zou uitleggen, hetgeen dan ook is geschied.

    Apostel Schmidt is persoonlijk naar de stamapostel gereisd en heeft hem onze mening uitgelegd en ook die van de stamapostel beluisterd. Ikzelf ben bij de stamapostel geweest en heb met hem gesproken. Ik heb hem uitdrukkelijk mijn opvatting zodanig gezegd, dat hij een ieder van de apostelen tot zijn opvolger kon benoemen en ik mij met genoegen onder deze zou plaatsen – wie hij ook maar zou kiezen. In de beste verstandhouding ben ik van de stamapostel weer naar huis gereisd.

    De apostelen Lembke, Weinmann, Knigge en Schmidt maakten hunnerzijds brieven als antwoord op het verwijtende geschrift van de stamapostel. Toen de stamapostel de zeer uitvoerige en zakelijke brief van apostel Weinmann juist was begonnen te lezen, zag hij de zin: "Ik bid tot de Heer, U in deze belangrijke aangelegenheid wijsheid te mogen geven”. Toen de stamapostel deze zin las, gooide hij de brief woedend weg en heeft hem niet meer verder gelezen. Hij zei tegen de aanwezige ditrictsoudste Weine dat het onbeschoft is, dat een apostel het nodig vond, voor hem, de stamapostel, de Heer om wijsheid te vragen. De eveneens zeer zakelijke, uitvoerige en in een liefdevolle toon geschreven brief van apostel Lembke heeft de stamapostel volgens districtsoudste Weine eveneens niet gelezen.

    Na meerdere brieven van diverse apostelen en na de persoonlijke bespreking met de apostel Schmidt en mijn gesprek met de stamapostel volgde dan later een uitnodiging van de stamapostel aan de Europese apostelen om op 21 mei 1948 in Frankfurt voor een apostelvergadering bijeen te komen. Daar zou dan via een geheime verkiezing de opvolger van de stamapostel door de apostelen worden gekozen. Deze verkiezing was door de stamapostel zelf voorgesteld resp. verordend.

    Toen dan de apostelen op 21 mei 1948 in Frankfurt am Main bijeen waren, hebben meerdere apostelen - maar vooral ikzelf – de stamapostel dringend verzocht, toch zelf een apostel – wie dan ook - als zijn opvolger aan te wijzen. Wij allen zouden voor de door hem aangestelde opvolger buigen, onverschillig, wie hij zou aanwijzen. Maar dat weigerde de stamapostel beslist en hij hield vol, dat er een geheime verkiezing moest plaatsvinden.

    Aan alle aanwezige apostelen werden verkiezingsformulieren uitgereikt waarop de namen van alle destijds op aarde levende apostelen stonden met erachter een rondje, waarin ieder een kruisje zou moeten zetten achter de naam van degene, die hij voor de opvolger van de stamapostel hield. De stamapostel zelf nam niet deel aan deze verkiezing. De geheime stemming resulteerde als volgt: 9 stemmen waren op mij, 3 stemmen op apostel Schall en 2 stemmen op apostel Landgraf. Daarna verklaarden de apostelen Schall en Landgraf dat zij zich terugtrokken. Dan werd een tweede verkiezing ondernomen, waaraan alle aanwezige apostelen deelnamen behalve de stamapostel en ik. Deze tweede verkiezingsronde gaf de uitslag, dat ik als opvolger van de stamapostel zou worden beroepen. Het volgende protocol werd over de verkiezing opgesteld:

    • “Op het dagrooster stond de verkiezing van de opvolger van de stamapostel. Er werd in geheime stemming in de tweede verkiezingsronde door alle districtsapostelen en apostelen de districtsapostel Peter Kuhlen, Düsseldorf, tot opvolger van de stamapostel gekozen.”

    Aan de overzeese apostelen werd door de stamapostel bericht over de plaatsgevonden verkiezing gegeven en daarna betuigden ook deze hun instemming met mijn aanwijzing als opvolger van de stamapostel.

    De afzondering in het ambt van Stamapostelhelper en opvolger in het ambt van stamapostel door de stamapostel vond daarna op 1 augustus 1948 in Bielefeld plaats. Tijdens deze dienst hield de stamapostel na de viering van het heilig avondmaal de volgende toespraak:

    • “Nu heb ik u nog iets te zeggen. U weet, dat ik geen jongeling meer ben. Aanstaande 2 januari word ik 78 jaar. Nu waren de apostelen reeds enige tijd bezorgd over de toekomst van het werk, want datgene, dat geschiedde en tegenwoordig geschiedt overkomt ons niet zonder sporen achter te laten. En toen kwam toch de vraag: wie moet, als ik door de Heer word opgeroepen, de leiding van het werk overnemen? De apostelen benaderden mij enige tijd geleden en hebben apostel Kuhlen als mijn opvolger voorgesteld. In het voorjaar, op 21 mei, kwamen toen de apostelen naar Frankfurt. Overeenkomstig met onze statuten werd een geheime verkiezing gehouden die in een eenstemmige verkiezing van apostel Kuhlen als mijn opvolger eindigde. Nu kwam er ook nog bij, dat op 28 juli honderd jaar geleden Vader Niehaus werd geboren, en wij wilden toch deze dag niet laten voorbij gaan zonder datgene te gedenken wat Vader Niehaus tijdens zijn bezigheid in het Werk heeft verricht. Ook alle overzeese apostelen hebben intussen hun toestemming gegeven apostel Kuhlen tot mijn opvolger te benoemen. En de dag van vandaag is uitgezocht om apostel Kuhlen tot toekomstige stamapostel te benoemen.

      Zolang ik er nog ben en kan werken, is hij mijn helper. Op het moment echter, dat ik door ziekte of op andere wijze door de Heer word geroepen, treedt hij zonder meer in mijn plaats. Aldus wil ik nu heden de handeling voltrekken en aan hem het ambt en de opdracht overdragen, opdat dan de zorg over de toekomstige leiding van het Werk van hen is afgenomen.

      Nu houden echter veel broeders en zusters er rekening mede, dat de Heer tegen mijn tijd zal komen. Ik merk daarbij op, dat ik nog nooit de leer heb verkondigd dat de Heer dit zou moeten doen.. Niemand kan ons verbieden – en het wordt ook niet verboden - te geloven, dat de Heer in onze tijd komt, want degenen, die een doel voor ogen hebben, bereiden zich ook overeenkomstig daarop voor. Het geheel heeft echter met de dag des Heren absoluut niets te maken. Toen Vader Niehaus mij in het jaar 1924 tot zijn opvolger benoemd had, was hij nog 6 jaren in staat om dienst te doen. Zo kan de goede God ook mij nog tijd erbij geven om dienst te doen. Apostel Kuhlen is dan gedurende die tijd mijn helper. Dus zal hij het ambt van stamapostel overnemen op het moment dat ik geen dienst meer kan doen of de Heer mij thuis haalt. Deze opvolging verandert absoluut niets aan het uur van de komst van de Heer en het zou belachelijk zijn, nu ineens te willen geloven dat de Heer vanwege de benoeming nog lang niet zou komen. Zulk een gedachte zou volkomen mis zijn want hetgeen in het raadsbesluit van God de Vader is vastgelegd, wordt door geen zaak noch door engelen noch door mensen veranderd.
      Nu wil ik mij nog tot apostel Kuhlen wenden, want die moet daarop ja of neen zeggen.
      Vraag van de stamapostel aan apostel Kuhlen: Wilt u gedurende de tijd waarin ik nog kan werken mijn trouwe helper zijn? En wilt u, als de Heer mij thuis haalt, het ambt van stamapostel op de wijze, die God wil, beheren in het geloof, in de liefde, in een levende hoop en in onbreekbare trouw? Als dat uw besliste wens is, bevestig dit dan met een *Ja*. Apostel Kuhlen antwoordde: “JA!”

      Toen sprak de stamapostel tot hem:” In de naam en de opdracht van het college van apostelen, neem aan het ambt van stamapostel, daarmee de ambtsgeest, in de naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest! Moge deze geest voor jou het ambt levend maken; en zijn voor jou de drijvende en leidende kracht om voorganger en voorbeeld te kunnen zijn. Draag de zwakken met geduld en begrip, richt datgene, dat is neergebogen, weer op en maak sterk hetgeen zwak en onbruikbaar wordt. De geest van de Heer, die je voor dit ambt is gegeven, moge je op de weg, waarop de Heer je heeft gezet, bewaren en mogen de Engelen des Heren je beschutting zijn. Hoed je voor het verderf, dat alom zal verschijnen. Neem daarvoor de zegen van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in ontvangst. De zegen van Christus Jezus zij met je! Amen.”

    =====

    Gedurende de daarop volgende tijd heb ik alles gedaan wat in mijn vermogen lag om de stamapostel te ondersteunen en hem vreugde te bereiden. Ik had met hem ook steeds een goede verhouding, moest echter helaas in de tijd, dat ik stamapostelhelper was, steeds meer merken, dat er tegen mij krachten aan het werk waren, die het er helemaal niet mee eens waren dat ik in de toekomst de leiding van het Werk zou overnemen. Deze mensen wisten heel goed, dat ik veel dingen, die onder de dekmantel van het heilige ideaal van ons geloof plaatsvonden, niet meer zou dulden wanneer ik eens de leiding van het Werk zou overnemen. Als de een of andere apostel mij mededeling deed over allerlei verwerpelijke zaken, die met misbruik van de hoge achting voor de stamapostel en rekening met hem houdend, plaatsvonden heb ik gewaarschuwd, geduldig te zijn tot de oplossing van die zaken vanzelf zou komen als de stamapostel zou overlijden. Wanneer – dat was mijn argument – tijdens het leven van de stamapostel deze zaken te berde zouden worden gebracht, zou de verhouding worden verslechterd en toch geen goede oplossing worden gevonden. En ik wilde verzekerd zijn van een grondige herziening van de handelingen, die een vermenselijking van onze zaak en een langzaam wegvloeien van ons ideaal ten gevolge zouden hebben. De invloed door bemoeienis van niet gerechtigde mensen konden wij volgens mij slechts werkelijk tegengaan als er geen rekening uit piëteit met de stamapostel meer behoefde te worden gehouden (dus na zijn eventuele dood.)

    In de loop van de tijd werd het mij steeds duidelijker, dat zekere lieden er zeer listig op uit waren, de handeling waarmede ik tot opvolger van de stamapostel was uitgekozen, teniet te doen. In de tijdschriften “Wächterstimme”, “Amtsblad” en “Unsere Familie” werd steeds de mening duidelijker, dat de apostelen en het apostelcollege niets anders zouden zijn dan willoze werktuigen in de hand van de stamapostel.Voor het Volk Gods werd niet meer, zoals vroeger, gepredikt dat zij op hun apostel moesten vertrouwen, maar zij moesten op hun apostel letten, of hij wel ook alle dingen geloofde, lief had, hoopte en leerde zoals de stamapostel. Zo niet, dan behoefden zij hem niet meer te volgen. Aldus kwam het zo ver, dat in enige aposteldistricten groepen ontstonden, die zichzelf “stamaposteltrouw”noemden en er hun boodschap in zagen, hun eigen apostel te bekritiseren. En elke keer dat de desbetreffende apostel niet geheel volgens hun wens handelde verscholen zij zich bij hun tegenstand tegen de apostel achter de bewering, dat zij hem niet behoefden te volgen wanneer zij merkten, dat de apostel het niet met de stamapostel eens was. Apostel Schall zond mij het bericht, dat ook in zijn district een priester openlijk had verkondigd, dat de ervaring had geleerd, dat ook een apostel afvallig kon zijn en dat men dus uitsluitend de stamapostel moest volgen.

    In het Saarland heb ik de broeders, die daar in het bijzonder in opstand kwamen tegen de Zwitserse apostelen, gezegd, dat iedereen het recht had, zich met bezwaren over een apostel tot de stamapostel te wenden, maar dat nooit leden van een gemeente of iemand, die een lagere rang had dan de apostel, uit zichzelf een apostel kon afwijzen. Men kan toch het werk niet van beneden naar boven hervormen, maar moet het van boven naar beneden op orde houden; anders wordt het een chaos.

    Al lange tijd werd in de nieuw-apostolische tijdschriften een absolute regering door de stamapostel alleen onderwezen en dat slechts hij - als het hoofd - de juiste leer verkondigde. Telkens meer werd geheel duidelijk gemaakt, dat de apostelen in het werk van God niets hadden te besluiten, maar dat dit uitsluitend de zaak van de stamapostel was. Daardoor hoopte men het doel te bereiken, erop attent te maken, dat de afzondering van stamapostelhelper Kuhlen door een besluit van de apostelen was veroorzaakt en dus niet zou kunnen worden erkend.

    In het artikel “Einssein - Vollkommenheit” in nr. 18 van het “Ambtsblad” uit het jaar 1950 stond letterlijk: “Een aantal mensen kan door een meerderheidsbesluit een mening te berde brengen zonder het geheel eens te zijn. De apostelen des Heren willen het echter met de hen door God gegeven stamapostel eens zijn, zoals de Zoon met de Vader één was en één is. Voor hen bestaat geen meerderheidsbesluit, geen verkiezing en geen stemmenverhouding. Besluiten, die op deze wijze waren genomen, zouden voor de kracht van het geloof geen bestendigheid hebben en zouden door alle gelovigen en getrouwen moeten worden verworpen.” Dit artikel is volgens de gehele manier van schrijven afkomstig uit de pen van een man, die graag wilde dat ik uit mijn ambt verwijderd zou worden. Ik moet hierbij opmerken, dat ik ondanks mijn plaats als eerste medewerker van de stamapostel geen enkele invloed had op de nieuw-apostolische pers.

    Bovendien werd zowel in het Saarland als ook in het aposteldistrict Frankfurt (in het bijzonder in het district Wiesbaden) de fluistercampagne van mond tot mond doorgegeven, dat de keuze van de apostel Kuhlen als opvolger van de stamapostel menselijk zou zijn geweest. In het district Saarland vertelden mij de districtsoudsten en districtsevangelisten en ook een naaste familielid van apostel Rockenfelder – de evangelist Steffen – dat ik nimmer stamapostelhelper zou zijn geworden als toen ter tijd apostel Rockenfelder al in de kring van apostelen zou zijn geweest. Ook werd daar heel open gezegd, dat – als het zou zijn gelukt, de apostel E. Güttinger opzij te schuiven – de volgende stap tegen Kuhlen zou gaan. Diegenen, die tegen apostel Güttinger opponeerden, hadden zich namelijk onvoorzichtig ettelijke keren als volgt geuit: ”Eerst is Güttinger aan de beurt en dan Kuhlen.”

    In januari 1950 was ik in Nederland. Bij die gelegenheid vertelde apostel Kamphuis mij over zijn eerste bezoek in Frankfurt am Main in 1949. Toen was hij met helper Schlapphoff ook in de woning van districtsevangelist Friedrich Bischoff en hoorde onder andere F. Bischoff tegen de stamapostelhelper Schlaphoff zeggen: ”Die Güttinger moeten wij eruit gooien, die moet eruit uit de apostelkring." De districtsevangelist had zeker aangenomen, dat de Nederlandse apostel Kamphuis deze in het Duits gesproken woorden niet had verstaan. Maar apostel Kamphuis had het maar al te goed verstaan en was hoogst ontsteld over een dergelijke taal.

    Tegen apostel E. Güttinger begon dan ook met de grootste hevigheid een storm die als doel had, de oprechte man eruit te gooien. En telkens weer ben ik beschermend voor apostel E. Güttinger opgekomen en steeds weer heb ik tussen hem en de stamapostel bemiddeld en alles gedaan om een breuk te voorkomen, die voor het werk Gods verschrikkelijke gevolgen zou hebben gehad. Mijn verdediging van apostel E. Güttinger is mij weliswaar zeer kwalijk genomen; ik moest toch in tegendeel helpen, die man op non actief te stellen, die met zijn open en de waarheid minnende aard als lastig werd ervaren.

    Toen kwam in de lente van 1950 het probleem van de ambtsrust der apostelen die ouder dan 65 jaar waren aan de orde. En toen de stamapostel schreef, dat de apostelen Hartmann, E. Güttinger, Schneider, Buchner en Ludwig al boven die leeftijd waren en dus ambtsrust verleend moest worden, verzocht apostel E. Güttinger, de leeftijd voor ambtsrust voor apostelen tot 70 of 72 jaar te verhogen. Dan moest echter ook de stamapostel aan die voorwaarde voldoen omdat ook hij – zoals ieder mens - ouderdomsverschijnselen zou kunnen krijgen. Dit verzoek van apostel E. Güttinger werd door de stamapostel met verschrikkelijke ergernis bejegend en er werd toen alleen nog maar gezegd, dat apostel E. Güttinger de stamapostel kwijt wilde.

    Tijdens de apostelvergadering in Berlijn op 8 mei 1950 zei tot verbijstering van alle aanwezigen de stamapostel, dat hij een brief had ontvangen met het bericht van de apostelen, dat zij hem ter gelegenheid van zijn binnenkort komende 80ste verjaardag in de rust wilden zetten. Ik zei toen tegen hem, dat daarvan onder de apostelen nooit sprake was geweest en dit met de gang van zaken niet overeenkomstig was. Dat zeiden ook de andere apostelen. De stamapostel was echter van mening, dat daarover toch wel gesproken zou zijn en hij ons dat daarom wilde vertellen. Ik heb toen gevraagd: “Wie heeft dan een zo leugenachtige brief geschreven?” Daarop antwoordde de stamapostel, dat die brief anoniem was geweest. Alle apostelen gaven daarop blijk van hun verontwaardiging over een dergelijke manier van doen. Ik vroeg toen, of die brief er nog was en de stamapostel antwoordde, dat hij hem in de prullenmand had gegooid. Ikzelf had in dit geval het gevoel dat diegenen, die er belang bij hadden dat de stamapostel tot zijn dood in het ambt zou blijven en ík tot dan van mijn ambt zou moeten worden ontheven, deze anonieme brief aan de stamapostel hadden geschreven. Die mensen kenden toch de angst van de stamapostel en hebben hem daarmee willen suggereren, wat voor kwalijke apostelen hem omgaven. Of wel: zulk een brief is nimmer bij de stamapostel aangekomen en het ging bij de mededeling over deze zaak door de stamapostel alleen maar om “iets aanhangig maken” om te weten te komen, of er toch niet iets liep om de stamapostel in de rust te krijgen.

    Toen daarna de apostelen met de stamapostel in Nederland waren vertelde de stamapostel in de hotelkamer in Eindhoven aan de apostelen E. en O. Güttinger en R. Schneider op 18-61950 dat de Heer hem had geopenbaard dat hij niet meer zou sterven en er dus voor hem geen aanleiding was om af te treden, vooral omdat hij toch veel gezonder was dan Kuhlen enz. enz. Daarenboven was de vrees dat de apostelen de stamapostel wilden uitrangeren geheel ongegrond, want daarover had ík in ieder geval in mijn tijd als stamapostelhelper nooit gesproken.

    Sindsdien werd dan meer en meer de leer verkondigd, dat de stamapostel de wederkomst van Christus zou beleven en het werk zou voleindigen en dat hij dus ook de laatste stamapostel zou zijn.

    Van verschillende kanten werd mij dan af en toe de mededeling gedaan dat de stamapostel had gezegd, dat hij een openbaring van God had gekregen volgens welke hij niet meer zou sterven en het Werk tot voleinding zou brengen. In de kring van apostelen heeft de stamapostel deze mededeling tot het tijdstip van mijn terugtreding als stamapostelhelper niet in het openbaar gedaan.

    Steeds duidelijker werd het dan, dat men probeerde, mij terzijde te stellen. Ik heb, bijvoorbeeld, op 29.08.1950 meteen na het mij door opziener Steidlinger medegedeelde overlijden van apostel Hartmann naar Frankfurt gebeld, dat ik graag naar de in Bad Orb om gezondheidsredenen vertoevende stamapostel wilde komen om met hem over de begrafenis van apostel Hartmann te praten, omdat de stamapostel de rouwplechtigheid waarschijnlijk niet zou leiden. Dat werd mij aan de telefoon door de districtsoudste F. Bischoff beleefd maar heel beslist geweigerd. Ik zei, dat ik met mijn auto gemakkelijk binnen drie uren in Frankfurt kon zijn en vandaar naar het dichtbij gelegen Bad Orb kon rijden; ik dacht, dat dit wel nodig was enz. Maar de districtsoudste zei tegen mij, dat dit een geheel onnodige reis zou zijn, die ik mij kon besparen. Híj zou dadelijk naar Bad Orb naar vader rijden en mij dan het nodige berichten.

    Van de districtoudste Weine hoorde ik per telefoon dat hij de districtsoudste F. Bischoff de mededeling had gedaan dat apostel Hartmann was overleden en dat dan wel de stamapostelhelper Kuhlen de begrafenis zou moeten leiden. De districtsoudste Bischoff antwoordde hem daarop, dat apostel Schall dat toch zou kunnen doen en ik die reis niet behoefte te maken. Toen dan de zoon van de stamapostel met apostel Rockenfelder naar Bad Orb was gereisd, ontving ik van apostel Rockenfelder de schriftelijke mededeling, dat apostel Hartmann tijdens zijn leven de wens had geuit dat apostel Schall zijn begrafenis zou leiden. Zoals later door vragen aan opziener Steidlinger (de schoonzoon van apostel Hartmann) bleek, was daarvan bij de familie van apostel Hartmann niets bekend.

    Tijdens de op de dag van de bijzetting van apostel Hartmann van te voren gehouden apostel – bijeenkomst kwam ook ter sprake, dat de stamapostel in een kortelings aan de apostelen geschreven brief de verhouding van de stamapostel met de apostelen en de apostelen met de stamapostelhelper had overlegd. In dit schrijven was duidelijk vastgelegd, dat welk verkeer per brief dan ook – behalve in particuliere zaken – tussen de apostelen en mij niet in orde zou zijn. Ik heb dan in die bijeenkomst duidelijk gemaakt, dat ik nog nooit een briefwisseling over zaken die het Werk Gods betroffen met een van de apostelen had gehad, tenzij ik daarvoor van de stamapostel opdracht had gekregen of hem een afschrift van mijn desbetreffende brieven had gezonden. Ik vroeg de apostelen te vragen of er de een of andere brief van mij bestond waarin ik over zaken van het Werk Gods of van een ander aposteldistrict met iemand had gecorrespondeerd, maar daarvoor heeft zich niemand gemeld omdat ik geen briefwisseling met de apostelen heb gehad over zaken, die van de stamapostel waren, tenzij
    hij daarvan had geweten, mij opdracht had gegeven of een afschrift had gekregen. Maar toen werd er gezegd, dat het niet zo gemeend was. In werkelijkheid had men de stamapostel wantrouwend tegen mij gemaakt en hem ertoe gebracht, elk contact van de apostelen met mij zo mogelijk te voorkomen.

    Daarna volgde mijn tweede reis naar het Saarland, samen met apostel Otto Güttinger, tijdens welke ik alles, dan ook werkelijk álles heb gedaan om een verzoening van de broeders tot stand te brengen. Ik ging er ook van uit, niemand te verliezen, maar te helpen. Niemand heb ik iets verweten, daarentegen ook niemand, die anderzijds was aangeklaagd, laten vallen, maar tot alzijdige vergeving aangemaand. Ikzelf had weliswaar niet diegenen verdoemd, die bepaalde mensen beslist wilden verwijderen. En dat is míj dan weer kwalijk genomen. Ik ga nog steeds ervan uit, dat wij moeten helpen en niet veroordelen, vooral omdat het in het Saarland meer dan duidelijk was, wie wel het meest mis was geweest. Daarover zou men een apart hoofdstuk kunnen schrijven.

    Het moet sinds maanden zijn opgevallen, dat in het tijdschrift “Unsere Familie” bij de berichten over diensten, die de stamapostel had gehouden en waarbij ik mee had gediend, mijn meedienen slechts voor een heel klein gedeelte of met een algemene zin of helemaal niet ter sprake kwamen. Het was tot nu altijd zo geweest, dat ergens, waar de stamapostel een dienst had gehouden en een van de apostelen had mee gediend, in het bericht daarover in “Unsere Familie” tenminste ook iets over het meedienen van de mede dienst doende apostel werd bericht. In juni 1950 was de stamapostel met alle Europese apostelen in Nederland, waar hij drie grote diensten leidde. In alle drie die diensten heb ik overeenkomstig het verzoek van de stamapostel langer meegediend dan gewoonlijk omdat hij zelf het Nederlands niet machtig is en ik in het Nederlands de aanwezigen moest toespreken. Maar in het over de drie grote in Nederland gehouden diensten in “Unsere Familie” verschenen bericht is zelfs nog niet een keer met een enkel woord geschreven dat ik in Nederland mee gediend had. De mogelijke bezorgdheid dat ik te veel in de voorgrond zou treden was werkelijk niet terecht, want ik dacht daar gewoon niet over.

    Via de apostel Otto Güttinger hoorde ik dat de apostel Schall hem had verteld, dat hij op 19 augustus 1950 in de wagen van de stamapostel naar de bijeenkomst der apostelen in Bielefeld was gereisd. Tijdens deze reis zou de stamapostel tegen apostel Schall hebben gezegd dat ik in de woning van de districtoudste Weine minachtend over de stamapostel had gesproken. Apostel Schall heeft toen gezegd, dat hij toch met mij de reis door de gemeenten in het district Hof in Beieren had gemaakt en ik daar niet alleen de groeten van de stamapostel had gedaan, maar ook tijdens alle diensten uitspraken uit stamaposteldiensten heb gepredikt. Ook waren toch hij en apostel Schmidt met mij samen in het Saarland geweest, waar ik de stamapostel goed had vervangen. Hij had niets nadeligs over de stamapostel gehoord.

    Betreffende dat lelijke gesprek in de woning van de districtoudste Weine heb ik later apostel Schall gevraagd, waarover dat dan was geweest; ik was mij van een dergelijke zaak niets bewust. Toen zei apostel Schall, dat hij daar in ieder geval niet bij was geweest. Ook heb ik de districtoudste Weine gevraagd of hij wist, wanneer een dergelijk gesprek in zijn woning plaats gevonden zou hebben en wat ik daar dan zou hebben gezegd. Hij vertelde mij dan, dat F.B. het hem verteld zou hebben op de dag voordat ik tot opvolger van de stamapostel werd benoemd, dus op 20 mei 1948. Ik heb aan de districtoudste Weine gevraagd of hij wist, wat ik daar zou hebben gezegd. Daarop zei hij tegen mij, dat hem daarover niets bekend was en hij was er beslist ook niet bij geweest. Op 25 november 1950, de dag waarop ik verklaarde, mij te willen terugtrekken uit het ambt van stamapostelhelper, verweet mij de stamapostel onder andere, dat ik in de woning van de districtsoudste Weine minachtend over hem tegen de apostelen had gesproken. Iets dergelijks had men in de woning één verdieping hoger dan die van de districtsoudste gehoord. Toen ik tegen de stamapostel zei, dat ik mij daarvan niets bewust was en hij mij toch moest zeggen wat ík daar gezegd zou hebben, heeft hij dat geweigerd.

    Toen apostel Otto Guttinger in augustus 1950 vakantie had heeft hij ook de stamapostel in Frankfurt bezocht. Bij die gelegenheid heeft de stamapostel tegen hem gezegd dat hij geen helper nodig had; hij voelde zich gezond enz. en als Kuhlen de opziener Wicht in zijn opdracht als apostel had ingezet en bovendien het district Hof in Beieren had bediend, dan zou hij daarvoor geen stamapostelhelper behoeven te zijn want daartoe zou gewoon een apostel kunnen worden aangewezen.

    De stamapostel was dus zo ver gekomen, dat hij openlijk zei, geen stamapostelhelper nodig te hebben en van een opvolger was geen sprake meer. De realiteit was echter, dat hij steeds meer de hulp van een andere man gebruikte en wel in menigerlei belangrijke zaken, die de stamapostel onofficieel met die man besprak en uitvoerde.

    Ik heb toen op een dag vertrouwelijk met de districtoudste Weine gesproken over al het door mij geconstateerde en mijn waarnemingen en hem gevraagd, mij eerlijk te zeggen of het niet aan te raden was, dat ik mij als stamapostelhelper en opvolger van de stamapostel zou terugtrekken, zodat ik met de stamapostel, en de stamapostel met mij weer geheel één zou zijn. Als antwoord heeft de districtoudste mij heel beslist gezegd, dat ik zulk een stap beslist niet moest doen omdat het Werk dan zeker geheel zou wegzinken en geheel mensenwerk zou worden. Hij verzocht mij, het vol te houden zo lang als ik kon.

    Het werd echter steeds duidelijker, dat er radicaal naartoe gewerkt werd, dat ik als stamapostelhelper en opvolger van de stamapostel moest verdwijnen. Alzo was het voor mij geen verrassing en door mij slechts lang gevreesd, dat in de bij uitgeverij Friedrich Bischoff voor het jaar 1951 verschenen kalender, die in de tweede helft van november 1950 aan de apostelen werd gezonden, een directe aanval op mijn plaats in het Werk was te lezen. In dat artikel werd openlijk uitgesproken, dat de Heer aan de stamapostel helemaal nog niet een opvolger had getoond. Dit was bewust uitgevoerd werk waarmee een actie tegen mij moest worden uitgelokt en door vragen over deze aangelegenheid een beslissing moest worden getroffen. In dat artikel stonden b.v. de volgende ongerijmdheden:

    • “Petrus had geen opvolger (als stamapostel) aangesteld, want hij had geen opdracht, zoiets te doen. Zou de Heer dat hebben gewild, dan zou het een futiliteit voor hem zijn geweest, nog eens voor Petrus te verschijnen en hem te wijzen, welke van de toenmalige apostelen of ambtsbroeders de opdracht voor de leiding van het Godsvolk zou moeten krijgen. Aangezien dat echter niet geschiedde, was het ook niet de wil van de Heer.” – “Er gebeurde echter iets anders: Toen allengs alle apostelen naar de eeuwigheid waren gegaan, kozen de hoofden van de toenmalige apostolische kerk uit hun midden één, die vanaf dat moment de leiding van het Volk van God moest overnemen. Die eerste, die uit de verkiezing naar voren kwam, was de bisschop van Rome. Deze mannen handelden toen zonder twijfel volgens hun goede geloof en beslist menselijke, begrijpelijke overdenking. Toen enige openbaring van God aangaande de opvolging van Petrus uit bleef, wilden zij toch niet, dat het volk van God zonder een hoogste zielenherder zou blijven. Het was nu eenmaal menselijk te begrijpen omdat het menselijk was gedacht: de volgende 19 eeuwen hebben getoond, dat God het niet met deze verkiezingsdaad eens was. – “Toen nu de tijd wederom vervuld was volgens de maatstaven Gods, koos de Heer wederom een man uit enz. enz.: apostel Schwarz in Nederland. Hij ontving op dezelfde wijze als eens Petrus zijn opdracht van de Heer.” – “En de Heer aanvaardde het werk van deze man van God en toonde hem, aangezien de tijd was gekomen om in het huis van de vader terug te keren, zijn opvolger, stamapostel Krebs. Hem volgde op dezelfde wijze van goddelijke roeping de stamapostel Niehaus, die zijnerzijds in de avond van zijn arbeidzame en gezegende leven in dienst van de Heer het hoge ambt met dezelfde opdracht als zijn voorgangers aan de stamapostel Johann Gottfried Bischoff doorgaf. “ – “Hij is er vast van overtuigd dat de Heer niet lang meer zal dralen en de zijnen nog bij zijn leven thuis zal halen in het Vaderhuis, vooral omdat de Heer hem – volgens zijn eigen woorden – nog niemand had getoond, die het werk Gods op aarde na hem verder zou moeten leiden”

    ---

    Eerst even in het kort mijn mening over deze verklaringen: De heer Meyer – Geweke – heeft dit artikel óf nooit zelf geschreven óf met uitdrukkelijke richtlijnen, want hij zou het nooit aangedurfd hebben een dergelijk artikel zonder toestemming van zijn broodheer te schrijven. Dan was het dus Gods wil dat na de dood van Petrus de kudde van Christus zonder hoogste herder zou blijven. Het was dus geen goddelijk gedogen, maar door God gewenst, dat na de dood van Petrus geen apostel en geen stamapostel meer de kudde ter weide zou leiden. De bewering dat – nadat alle apostelen van de Heer in de tijd van de oerkerk waren uitgestorven - de hoofden van de toenmalige apostolische kerk een man uit hun midden, namelijk de bisschop van Rome, gekozen hebben om het werk voort te zetten, getuigt van een enorm gebrek aan kennis van de kerkgeschiedenis. Of moet men aannemen, dat een dergelijke vervorming van het werkelijke gebeuren opzettelijk is geschied omdat dan alles in het kader van de thans gesmede plannen paste? De laatste apostel uit de tijd van de oerkerk is namelijk in het jaar 100 na de geboorte van Christus gestorven. De verkiezing van de bisschop van Rome tot opperhoofd van de kerk is dan echter beslist niet kort daarna gehouden, zelfs niet tijdens het leven van een enkele drager van het ambt die nog leefde toen de als laatste overleden apostel Johannes nog leefde.
    Die verkiezing gebeurde pas in de 4e eeuw na Christus, namelijk in het jaar 328 na de geboorte van Christus. En dan moet opeens het verlossingswerk van de eindtijd niet meer in Engeland met de beroeping van de Engelse apostelen zijn begonnen maar allereerst eens een stamapostel Schwarz door God zijn geroepen. Dat is waarlijk een uiterst slechte vervalsing van de geschiedenis want het eerst waren er de Engelse apostelen. Daarna werden als eerste apostelen van de nieuwe orde, de apostelen Rosochasky en Preuss beroepen, nog voordat Schwarz het ambt van apostel vervulde. Ter zelfde tijd als apostel Schwarz hebben als apostel van de nieuwe orde gewerkt: de apostelen Preuss, Böseke. Hohl, Steegmann. Hoppe, Obst, Menkhoff, Krebs, Ruff, Anthing, Lim Tjoeklin, Niemeyer en Klibbe. Al deze apostelen hebben tijdens het leven van apostel Schwarz dienst gedaan zonder dat een van hen stamapostel was – ook Schwarz niet, want het ambt van stamapostel bestond toen ter tijd nog helemaal niet. Ook apostel Schwarz is nooit stamapostel geworden, al was hij ook na de dood in 1878 van apostel Preuss de meest uitzonderlijke persoonlijkheid in der kring der apostelen. Preuss noch Schwarz hebben het ambt van stamapostel vervuld. Ook apostel Krebs is niet door Schwarz tot het ambt van stamapostel geroepen omdat het ambt van stamapostel in het jaar 1895, toen apostel Schwarz overleed, nog niet bestond. Pas met Pinksteren 1897 werd apostel Krebs in aanwezigheid van de apostelen Niehaus, Obst en Ruff tot leider van de apostolische gemeenten en hoofd van de schare apostelen gekozen. Maar zelfs vader Krebs werd niet “stamapostel”genoemd doch heette net als vroeger verder “apostel Krebs”. Men sprak over hem altijd als Eenheidsvader Krebs. Pas apostel Niehaus droeg officieel de naam “stamapostel”.- Dan moet het laatste lid in deze keten stamapostel J.G. Bischoff zijn. Heeft Onze Lieve Heer daarover met de heer Meyer-Geweke gesproken? – En dan komt in dat artikel een zin die tot verwarring onder de nieuw-apostolische ambtsbroeders en broeders & zusters moest leiden, namelijk: “Hij is er vast van overtuigd dat de Heer de zijnen nog tijdens zijn leven thuis zal halen in het vaderhuis, vooral omdat de Heer hem – volgens zijn eigen woorden – nog niemand had getoond, die het Gods werk op aarde na hem zou moeten voortzetten.” – Deze zin staat toch in krasse tegenstelling tot de op 1 augustus 1948 ondernomen handeling van de uitverkiezing van een opvolger voor de stamapostel J.G. Bischoff. Het is toch logisch, dat zulk een geschrijf allerlei vragen en gedachten oproept.

    Mij was het meteen duidelijk, dat de heer Meyer-Geweke slechts een naar voren geschoven man was, die zulk een artikel in opdracht moest schrijven omdat de lieden, die in mij beslist niet de opvolger van de stamapostel wilden zien, het zelf niet waagden, met hun eigen naam een dergelijke bruskering tegen mijn beroeping te vertegenwoordigen.

    Ik heb dan eerst met apostel Dehmel gesproken, die heel ontsteld was over een dergelijke brutaliteit, die aan de fundering van het apostolische werk schudde. - Ik belde apostel Knigge op, die meteen tegen mij zei dat hij wel wist, waarom ik met hem wilde praten. Hij had vanwege dit erge artikel al met apostel Weinmann getelefoneerd, die over het gedrag van Meyer-Geweke ontzet was en had gezegd, dat voor mij niets over bleef, dan meteen naar de stamapostel te reizen en van hem een berisping van Meyer-Geweke te eisen. - Ik sprak ook telefonisch met apostel Schall, die tot dan het artikel nog niet had gelezen. Ik las hem de belangrijkste zinnen voor en hij was toen ontzet omdat door een dergelijk geschrijf de hele organisatie van het werk Gods werd aangevallen. Hij raadde mij aan, meteen naar de stamapostel te reizen en met deze erover te praten. – De volgende ochtend belde apostel Schall mij al vroeg op en zij, dat hij die nacht ernstig over de zaak had nagedacht en dat hij mij in verband met de stand van zaken en de toestanden in Frankfurt aanraadde, stil te zijn en niet naar Frankfurt te reizen, omdat men het misschien als een zelfverdediging zou opvatten. De tijd zou dit geschrijf vanzelf corrigeren. – Ik sprak ook per telefoon met apostel Schmidt, die zei, dat het zeer te betreuren was dat Meyer-Geweke zulk een artikel had geschreven en hoe die man er toch toe was gekomen, enz. Ik zei tegen apostel Schmidt, dat hij toch moest weten, dat Meyer-Geweke maar een ondergeschoven man was, die misschien onbewust de kwestie van mijn wegwerken moest opjutten, want ik had hem toch al enige tijd geleden gezegd dat bepaalde mensen het er niet mee eens waren, dat ik eenmaal de opvolger van de stamapostel zou moeten worden. Ik vroeg toen aan apostel Schmidt, wat hij mij aanraadde. Toen zei hij: ”Rijd meteen naar de stamapostel en praat met hem.” Ik vroeg:”Rijd je mee?” Toen antwoordde hij heel kort: ”Nee!” “Goed, “ zei ik tegen hem,”weet dan maar, dat iedereen, die dat gedoe met deze mensen altijd toe laat, zich mede schuldig maakt aan het bloed van honderdduizenden brave, goedgelovige zielen.” Hij meende dan nog tegen mij te moeten zeggen: “Als ik toen geweten had wat ik nu weet zou ik hebben gezegd, dat wij in de kwestie van de opvolging niets hadden moeten doen, maar gewoon alles aan de stamapostel zelf zouden moeten overlaten.” Ik zei toen nog verder tegen hem: ”Over de vraag of de handeling menselijk of goddelijk was, ben ik in mijn binnenste volkomen gerustgesteld want als een zó groot aantal apostelen tot de slotsom was gekomen dat ík de door de Heer uitverkorene ware, dan is dat voor mij belangrijk meer dan verschijningen en dromen van broeders en zusters, die men als Gods openbaringen beschouwt terwijl men helaas het woord van vele apostelen als menselijke mening afdoet. Ook heb ik mij toch niet zelf gekozen, doch de verkiezing is van de stamapostel uitgegaan.”
    Ik maak je echter duidelijk, dat ik zelfs ermee rekening houd, dat, als ik in opdracht van de geesten werkelijk van mijn ambt als opvolger van de stamapostel afstand zou moeten nemen, het dan wel niet al te lang zou duren of de mensen zouden ervoor zorgen, dat de stamapostel de nodige “Godsopenbaringen” middels Gezichten en dromen zou krijgen en dan zou de hen aangename man als “door God Getoond” worden genoemd.” “En wie moet dat dan zijn?” vroeg apostel Schmidt. Daarop antwoordde ik: “dat zeg ik niet “ Apostel Dehmel sprak toen nog telefonisch met apostel Weinmann over deze aangelegenheid. Deze uitte zich tegenover apostel Dehmel , dat men nu voor dezelfde vraag stond als te zijner tijd Bismarck, namelijk: Ben je voor de oude keizer, dan bederf je het met de kroonprins, maar ben je voor de kroonprins, dan bederf je het met de oude keizer! Hij gaf tegenover apostel Dehmel onverholen uitdrukking aan zijn mening dat het van de heer Meyer-Geweke onbeschoft was, zoiets te schrijven; maar hij wist het toch: als een van de apostelen iets tegen Fritz Bischoff zou zeggen, zou hij het bij de stamapostel bederven, en met de stamapostel wilde hij het in geen geval bederven. Apostel Dehmel vroeg hem dan of het niet was aan te raden, eens met enige apostelen bijeen te komen om met deze te overleggen wat men tegen zulke dwarsliggerij zou kunnen doen. Daarop antwoordde apostel Weinmann: “Doe dat in godsnaam niet, want dat wordt je zo kwalijk genomen, dat je er meteen onderdoor gaat. Wij hebben in dit opzicht toch al dergelijk verschrikkelijks meegemaakt, dat ons de lust is ontnomen, met welke apostel dan ook over dergelijke zaken te praten. Ik geloof, dat ik voor het komende halve jaar maar met vakantie ga opdat niemand mij kan bereiken en ik over alles niets behoef te zeggen.“

    Ik heb toen de districtoudste Weine opgebeld en hem gevraagd, wat wel de stamapostel over dit artikel had gezegd. Districtoudste Weine vertelde mij dan dat de stamapostel hem in de ochtend van de vorige dag had gezegd, dat hij de avond daarvoor de nieuwe kalender had gekregen en dat artikel had gelezen. Hij had een slapeloze nacht gehad en erover gepiekerd, wat dat artikel wel allemaal zou uitlokken. Hij zou van dat artikel pas hebben gehoord, toen de verzending van de kalender al gestart was en hem van te voren niet gelezen. Hij wilde een brief aan de apostelen opstellen waarin hij hen mededeelde, dat de heer Meyer-Geweke zonder zijn medeweten en zonder zijn wens iets dergelijks had geschreven. Weliswaar had hij in het jaar 1947 gezegd, dat de Heer hem nog geen opvolger had aangewezen, maar dat was toch intussen door de plaats gehad hebbende handelingen te niet gedaan. – De bedoelde brief moest dan aan de apostelen, die vragen stelden, worden gezonden opdat zij dit aan de vragenstellers konden mededelen. De districtoudste Weine heeft toen aan de stamapostel voorgesteld, niet eerst af te wachten tot de apostelen vragen stelden, maar een dergelijke brief meteen aan de apostelen te sturen om al van tevoren een grote verwarring te voorkomen. Daarmee was de stamapostel het eens, en de volgende ochtend wilde hij een dergelijke brief opstellen en verzenden. Vervolgens heeft de stamapostel ‘s middags nog eens de districtsoudste opgebeld en hem gezegd, dat hij zojuist met Fritz had gesproken en hem had voorgesteld dat deze in het volgende nummer van “Unsere Familie”een desbetreffende verbetering van het artikel uit de kalender moest opnemen. –

    Ik wachtte toen op de brief van de stamapostel, die echter, zoals ik had verwacht, niet kwam; ik wist toch, uit ruime ervaring, wat de geesten wilden en dat met het artikel in de kalender aan een zekere bedoeling was voldaan. Ik belde dan nog eens de districtsoudste Weine op, of de brief van de stamapostel nog niet verzonden was. Districtoudste Weine vertelde mij toen dat de stamapostel in Karlsruhe was geweest, waar hij ook met apostel Hahn had gesproken. Deze had de stamapostel aangeraden, niet aan de apostelen te schrijven maar de zaak op zijn beloop te laten. Bovendien had de districtoudste Fritz Bischoff intussen met de apostelen Schmidt en Weinmann getelefoneerd en aan de stamapostel bericht, dat hij met deze twee apostelen had gesproken en dat deze het artikel in de kalender geheel in orde hadden gevonden.( In hoeverre deze bewering over de uitlatingen van de apostelen Schmidt en Weinmann tegen de zoon van de stamapostel met de gang van zaken overeenstemt, kan ik natuurlijk niet zeggen.) . Enige dagen later belde ik weer de districtoudste Weine op en vroeg, hoe de zaak ervoor stond. Hij wilde mij toen absoluut geen antwoord meer geven en zei slechts: ”Wij hier op kantoor hebben het strikte bevel, aan iedere apostel die opbelt te verklaren, dat wij over niets inlichtingen mogen geven en dat zij zich schriftelijk tot de stamapostel moeten wenden.

    Het was voor mij toen al zo klaar als een klontje dat het werk aan mijn terzijdestelling als opvolger van de stamapostel op hoge toeren liep en dat men de stamapostel intussen geheel had omgestemd. Ik smeekte toen de districtoudste Weine, mij een broederlijke raad te geven, wat ik toch zou moeten doen, maar hij wilde er niets meer over zeggen. Hij was erg bedeesd geworden en was gewoon bang om te praten. Ik vroeg heel bezwerend, wat er nu toch aan de hand was. Hij zou mij dat toch moeten zeggen opdat ik de geesten vóór kon zijn en zelf mijn terugtreding kon uitleggen. Toen heeft broeder Weine zich laten overreden, mij te vertellen, dat de zoon van de stamapostel in diens opdracht meerdere apostelen voor een bespreking naar Frankfurt heeft laten komen met het doel, de menselijk goedgemeende handeling van 1 augustus 1948 te annuleren. Toen vroeg ik verder of hij dacht, dat de opgeroepen apostelen daar “ja” tegen zouden zeggen. Hierop antwoordde hij heel timide: ”Helaas moet ik dat als zeker veronderstellen.” Bovendien zei hij tegen mij, dat de stamapostel het dusdanig met de mening van zijn zoon eens was, dat het in het vervolg wel onmogelijk zou zijn dat een vruchtbare samenwerking tussen de stamapostel en mij als stamapostelhelper zou kunnen plaats vinden. Intussen zou de stamapostel zóveel geschriften hebben uitgewerkt om te bewijzen dat indertijd zijn benoeming als opvolger van stamapostel Niehaus volgens indertijd ervaren gezichten e.d. goddelijk waren geweest, terwijl mijn benoeming zuiver menselijk was geweest, ja, dat ik dat allemaal had aangespoord en de alleen schuldige was. Toen heb ik broeder Weine verzocht: ”Doe mij uit liefde nog een dienst en ga nog eenmaal naar de stamapostel en vraag hem of hij mij en zichzelf het onaangename van een waarschijnlijk zeer heftige discussie over deze zaak in de kring van apostelen wil besparen en ook een tragedie voor het Godsvolk. Zeg hem, dat ik bereid zou zijn vrijwillig op mijn uitgangspositie van districtsapostel terug te keren en het ambt als stamapostelhelper en opvolger van de stamapostel te vergeten." Ik verklaarde ook, dat ik met de stamapostel absoluut een persoonlijk gesprek wilde hebben en ik bij deze de stamapostel verzekerde, dat ik helemaal niet eerst een discussie met hem over deze aangelegenheid wilde voeren, dat ik echter beslist in een goede verstandhouding met hem wilde leven aangezien ik nooit en te nimmer zijn kroon begeerde, doch enkel en alleen zalig wilde worden; dat het voor mij een bijzaak zo zijn, slechts weer als districtsapostel in het district Düsseldorf werkzaam te zijn. "Verzoek de stamapostel, zo goed te zijn, mij de volgende ochtend voor een uurtje ter regeling van deze aangelegenheid te ontvangen."

    Dit telefoongesprek met de districtoudste Weine vond in de avond van 24 november 1950 plaats. Daarna is broeder Weine naar de stamapostel gegaan en heeft hem de inhoud van ons gesprek verteld. Broeder Weine belde mij dan nog dezelfde avond op en zei, dat de stamapostel mij de volgende ochtend om 10 uur wilde ontvangen, maar dat ik mijn schriftelijk verzoek om terug te treden mee moest brengen; mijn terugtreden zou dan met alle eer geschieden. Ik zei daarover, dat ik niet van plan was, een schrijven mee te brengen maar eerst het verloop van het gesprek met de stamapostel zou willen afwachten en dan overeenkomstig met het verloop van het gesprek in Frankfurt de brief vorm zou kunnen geven. Ik vroeg dan nog aan districtoudste Weine, wat de stamapostel verder nog had gezegd. En broeder Weine zei tegen mij dat de stamapostel zichtbaar opgelucht en blijkbaar blij was dat deze oplossing zou komen. Ik vroeg toen districtoudste Weine, mij eerlijk te zeggen, of er tegen mij de een of andere aanklacht liep, of ik in de vervulling van mijn ambt iets verkeerds had gedaan enz. Toen zei districtoudste Weine: ”volstrekt niet, integendeel." Hij had de indruk dat alles goed zou zijn als ik mij als stamapostelhelper en opvolger in het ambt van stamapostel terugtrok. Dan zouden ook de mensen, die achter die zaak zaten, volkomen tevreden zijn. Ik vroeg verder of hij mij misschien zou aanraden, ook als apostel af te treden en in de rust zou gaan opdat ik dan zeker rust zou krijgen. Districtsoudste Weine dacht daarover: “Daarvoor bestaat voor u absoluut geen aanleiding; blijft u in ieder geval in het ambt van apostel.” “Ja”, zei ik, “er is toch ook geen aanleiding voor mij om mij terug te trekken als stamapostelhelper en ik moet die stap toch doen. Is het dan toch niet beter, dat ik het erop laat aankomen en in een apostelvergadering in alle openheid zou praten over al die trieste misstanden, die in het Werk op het hoogste niveau bestaan en die dat Werk ruineren en in de afgrond storten?” Toen zei de districtoudste Weine heel bedroefd: ”Momenteel zie ik geen andere uitweg dan die, dat u zelf zich terugtrekt als stamapostelhelper, want in een apostelvergadering zou de stamapostel de apostelen voor de keuze stellen: òf u staat achter hem òf u zou achter mij moeten staan. Als dan de apostelen gezamenlijk tegen de stamapostel zouden zijn, zou dat zijn dood betekenen. En als de apostelen - wat waarschijnlijk zou zijn – deels op de kant van de stamapostel zouden zijn en deels op de mijne en als dan alle lelijke dingen die zijn gebeurd ter sprake zouden komen, dan zou er in het werk van God een splitsing komen die niet te herstellen is.” “Goed, “ zei ik toen, “ik zal dus mijn terugtreden ten opzichte van het ambt van stamapostelhelper en opvolger van de stamapostel indienen teneinde het Werk een dergelijke ramp te besparen; want liever wil ik het slachtoffer zijn, dan honderdduizenden zielen tot vreselijke geloofsstrijd te doen komen. Als het daarmede dan is afgedaan, zou het offer voor mij gering zijn.” Toen zei broeder Weine als laatste woorden:
    “U weet, hoe ik er tegenover sta en dat ik de zaken juist zie; wij willen tot God schreeuwen dat hij zijn werk moet redden, en: de oude God leeft nog!” Toen heb ik tegen districtoudste Weine gezegd, dat ik dus de volgende morgen om 10 uur met apostel Dehmel bij de stamapostel zou zijn.

    Heel laat op dezelfde avond belde mij nog apostel Otto Güttinger uit Zwitserland op. De zoon van de stamapostel had hem telefonisch gezegd, dat hij op maandag, 27 november 1950, naar Frankfurt moest komen en verzocht hem, deze reis geheim te houden en er niemand iets over te vertellen. Het ging namelijk om een belangrijke bespreking met de stamapostel. Apostel O. Güttinger vroeg mij of ik wist, wat er aan de hand was. Ik vertelde hem, waarover het ging en vertelde hem erbij, dat ik de volgende ochtend naar Frankfurt zou rijden en mijn ambt als stamapostelhelper en opvolger van de stamapostel ter beschikking zou stellen. “Wat?” zei toen apostel O. Güttinger, “dat zal je toch niet doen, dat is toch uitgesloten.” Ik zei toen: “Mijn besluit staat vast en is onherroepelijk..” Toen riep apostel O. Güttinger in de telefoon: “Jij, dat wil ik je zeggen, dat is de eerste en grootste ontgoocheling, die ik met je meemaak. Jij zult toch nooit voor een oude man opzij gaan, vooral omdat je toch weet dat deze oude man slechts naar voren is geschoven en degenen, die erachter zitten, het zó willen hebben. Jij mag je niet terugtrekken.” Ik zei: “Ik blijf bij mijn voornemen.” Toen nam apostel O. Güttinger afscheid van mij met de opmerking: “Daar kom ik niet overheen; ik ga voor een lange tijd weg want nu weet ik niet meer, wat ik moet zeggen.” Ik verzocht hem nog, onze vriendschap te behouden en voor mij te bidden en nam afscheid van een teneergeslagen mens.

    Op de volgende ochtend reed ik toen samen met apostel Dehmel naar Frankfurt, of beter gezegd: naar Canossa; want het was inderdaad een Canossagang van het bitterste soort, diepe vernedering voor mij.

    Het is wel te begrijpen, dat zowel apostel Dehmel als ook ik in de nacht van 24 op 25 november 1950 ieder slechts een krap uur hebben geslapen, want talloze gedachten joegen elkaar achterna met de vraag, wat wel in deze situatie voor het werk Gods het juiste zou zijn: het tot een open gesprek in het college van apostelen en daarmee tot een strijd en tot een reiniging te laten komen of dat het meer verantwoord zou zijn, te zwijgen . Hoe kon je toch voor God en je eigen geweten het best leven, enz. enz. En deze knellende vragen en overdenkingen stelden wij elkaar tijdens onze reis naar Frankfurt heel grondig. Apostel Dehmel maakte mij erop attent dat hij ervan overtuigd was, dat de strijd om reinheid en zuiverheid in het Werk nu of tegen en ander tijdstip toch beslist zou komen. Het zou tenslotte beter te dragen zijn, als ik de stap, die ik van plan was, namelijk mij terug te trekken, nu zou doen, maar het Volk van God zou daarmee toch niet zo goed gediend zijn. Na al dat over en weer kwam ik dan ook tot het besluit, tegen de stamapostel te zeggen, dat ik na rijpelijk overleg mijn terugtrekking niet kon indienen omdat er dan schade aan het Werk Gods zou ontstaan en dat ik misschien zou staan op het samenroepen van een apostelvergadering. Enz.

    Ik was dan ook vast besloten, in alle rust maar ook in alle duidelijkheid met de stamapostel te praten en hem ook de redenen te noemen, waarom ik niet terugtreden mocht en kon, kome wat kome! Dat was dus ons plan, maar…….toen wij bij de stamapostel waren – waar ook districtsoudste Weine aanwezig was, beleefden wij een uitbarsting van een vulkaan uit het hart van de stamapostel, zoals die zeker nog over niemand ooit is uitgevloeid. - De stamapostel begon rustig met de woorden: “U wilt dus uit zichzelf als stamapostelhelper terugtreden, zoals u het gisterenavond tegen broeder Weine hebt gezegd?” “Ja” zei ik, ”daartoe ben ik bereid, maar vergeeft u mij als ik zou willen vragen: wat heb ik dan nu eigenlijk gedaan?” Verder kwam ik niet, want toen sprong de stamapostel opgewonden op en sprak niet meer, maar schreeuwde en raasde: “U, wat u hebt gedaan? U hebt alle apostelen tegen mij opgehitst. U bent achter mijn rug om naar de apostelen gegaan en hebt mij gedwongen, die handeling toen te voltrekken. U hebt toentertijd de brief opgesteld, die 15 apostelen hebben ondertekend. U en apostel Lembke zijn achter mijn rug bij de apostelen geweest. Ik zou in de eeuwigheid niet in het vel van apostel Lembke willen steken. Jullie hebben toen de democratische geest in de apostelen gewekt en bent daarmee van de leer afgeweken. In de woning van broeder Weine hebt u de apostelen tegen mij opgejut. Dat heeft men in de verdieping erboven gehoord en mij verteld. Ja, dat weet ik, dat had u niet gedacht, enz. enz.” Ik heb tijdens deze woede-uitbarsting, waarbij de stamapostel op de tafel sloeg en bij wie de aderen van woede op zijn voorhoofd opzwollen, geheel stil gezwegen, want het was voor apostel Dehmel en mij duidelijk, dat bij beantwoording van deze beschuldigingen door de stamapostel, deze waarschijnlijk door de opwinding een beroerte zou hebben gekregen. En dan zou men de wereld in hebben gebazuind, dat wij de stamapostel op ons geweten hadden. Dus bleven wij allebei muisstil. De stamapostel verloor elke houding en klaagde in zijn verdere uiteenzettingen ook in het bijzonder apostel E. Güttinger met zijn democratische opvattingen aan. Hij zou echter kort geleden de Zwitserse apostelen hebben bewezen, dat de toenmalige handeling ongoddelijk was geweest , want de Heer had hem geopenbaard, dat hij het volk van God naar de voleinding zou leiden. Hij had tegen de Zwitserse apostelen gezegd, en dat herhaalde hij ook tegenover ons: “ Ik zal niet sterven . “ Daarop hadden de Zwitserse apostelen grote ogen opgezet, maar hij wist, wat hij zei en bleef ook daarbij. Hij wist heus wel, dat het veel is om te zeggen: “ik zal niet sterven”, maar hij zou het nooit en te nimmer anders zeggen, want als je het anders zou zeggen, dan zou dat een belangrijke afwijking van de leer zijn. De wederkomst van Christus was nabij, en wie dat niet onderwees, die was fout.

    Ik zei er toen bedeesd tussen, dat ik van begin af aan de aanstaande wederkomst van Christus had gepredikt, waartegen hij opmerkte: “wat is dichtbij? Daarmee kan een maand, een jaar en nog veel langer zijn bedoeld.” Toen zei ik nadrukkelijk en gedecideerd: “Ik breng niet alleen de leer, dat de terugkomst van de Heer nabij is, maar ik predik indringend steeds weer: stellen jullie je erop in, dat de Heer iedere dag, ieder ogenblik verschijnen kan.” Daarop zweeg de stamapostel.

    Ik zei toen nog zachtjes: “Lieve stamapostel, heb ik mij dan op de wijze van uitvoering van mijn ambt als stamapostelhelper aan iets schuldig gemaakt?” Dat was al te veel, want weer sprong de stamapostel op en schreeuwde: “Houdt u vol, wat u gisteren tegen broeder Weine hebt gezegd en wilt u terugtreden? Anders leg ik de zaak aan het apostelcollege voor, en dan zult u beleven, dat de apostelen die toentertijd vóór u waren, heden tegen u zijn; met weinig uitzonderingen. Dan zult u alleen staan. Nu komen de apostelen en berouwen, dat zij zich indertijd hebben laten verleiden, nu geven zij toe dat hun gedrag menselijk was, nu zakt het hele kaartenhuis ineen. Dus: blijft u erbij dat u zich wilt terugtrekken? Anders……… " en toen ging hij naar de deur en het werd mij daarmee duidelijk, dat hij ons eruit wilde gooien, als ik niet ja en amen zei.

    Ik zei dan weer heel rustig: “Ja, daar blijf ik bij; ik ben bereid, als stamapostelhelper af te treden, maar ik zou in geen geval van u afscheid willen nemen zonder in vrede met u te leven. Ik wil in ieder geval met u één zijn, onverschillig wat er ook zal komen. Ik heb nachten achter mij, die voor mijn vrouw en mij een verschrikkelijk Gethsemane waren en ik ben bijna bang, dat mijn vrouw zal sterven van leed en zorg.” Toen zei de stamapostel luid, hard en koud: “Dat is nu de oogst van uw uitzaai; ik heb indertijd 220 (zo ongeveer) uren slaap te weinig gekregen.”

    Ik zei toen nog – steeds heel rustig - : “De brief, die indertijd aan u was gericht, was toch niet door mij alleen geschreven. Die werd toch op de wens van de in Berlijn aanwezig apostelen geschreven. Toen zei de stamapostel weer heel kwaad: “Ú hebt het geschreven.” “Ja,” zei ik, “dat is in zoverre waar, dat ik de laatste opstelling ervan gemaakt heb. De apostelen Schmidt en Oberländer hebben in het kantoor van apostel Landgraf, nadat wij onze wederzijdse gedachten hadden uitgesproken, het eerste ontwerp geschreven. Dat werd de aanwezige apostelen voorgelezen. Deze meenden, dat enige onhandige uitdrukkingen in de brief anders moesten worden gesteld. Ik heb toen de uiteindelijke tekst van de brief geschreven waarin ik het ontwerp van de apostelen Schmidt en Oberländer milder heb gemaakt opdat geen woord, dat enigszins kon verwonden, erin zou staan.” “Ú hebt die brief geschreven” klonk het toen weer.

    Toen zei ik: “Lieve stamapostel, als datgene, dat de apostelen toentertijd hebben gedaan, menselijk en fout was, dan zou niet alleen ík menselijk en foutief hebben gehandeld, maar de anderen ook.”

    Toen echter een zakelijk gesprek volkomen onmogelijk bleek en het door verdere tegenwerpingen van mij tot een open breuk zou zijn gekomen, en omdat het ook duidelijk was, dat een vruchtbaar werken als stamapostelhelper aan de zijde van de stamapostel in de toekomst onmogelijk zou zijn, zei ik dan, dat ik mij terug trok als stamapostelhelper en weer – zoals eerder – als districtsapostel in het district Düsseldorf zou willen werken. Dat was voor de stamapostel het verlossende woord. Hij werd meteen belangrijk rustiger. Hij zei toen heel lief tegen mij: “Als u weer slechts als districtsapostel werkt, dan is die oude zaak afgedaan, dan is alles goed, dan zal de Heer met u zijn.”

    Ik vroeg dan nog aan de stamapostel, of alles daarmee ook werkelijk goed was, als ik als stamapostelhelper terugtrad en weer als districtsapostel zou werken, waarop hij antwoordde: “Maar dat is toch vanzelfsprekend; ik heb altijd van u gehouden en houd ook verder van u.” Ik voegde er nog aan toe: “Ik weet echter, dat enigen mij niet willen hebben en dat dezen misschien verder tegen mij zijn en geen rust toestaan. Houdt u dan in de toekomst uw handen beschermend boven mij en beschermt u mij tegen diegenen?” Wederom zij de stamapostel: “Heel zeker, dat beloof ik u.”

    Vervolgens heb ik nog eens kort gevraagd: “Heb ik dan bij de uitoefening van mijn ambt als stamapostelhelper iets verkeerd gedaan of zijn er nog klachten over mij?” “Nee, verder is er niets tegen u” zei toen de stamapostel.

    Dan heb ik de stamapostel nog verzocht mij te willen vergeven als ik welke fout dan ook gemaakt zou hebben. En toen zei de stamapostel: “Van harte gaarne!” en toen gaf mij een kus.

    De stamapostel verzocht mij daarna, naar het kantoor in de Sofienstrasse 48 te gaan en daar het schrijven van mijn terugtreden op te stellen. Hij zei nog: “U hebt toch een hartkwaal, dan kunt u toch schrijven, dat u om gezondheidsredenen wilt terugtreden.” Ik zei toen kort: “Dat zou ik niet willen omdat ik bij de waarheid wil blijven.”

    Ik ging toen met de districtoudste Weine en apostel Dehmel naar het kantoor in de Sofienstrasse 48 om de brief te schrijven, die ik daarna aan de stamapostel heb gegeven. Toen wij in het kantoor Sofienstrasse 48 aankwamen, had de stamapostel al de daar werkende herder Weiler opgebeld en hem gezegd, dat hij zijn volgende boodschap moest overbrengen:
    In die brief moest ik erbij schrijven, dat ik daarom terugtrad, omdat de stamapostel het werk Gods zou voleinden. – Daarop antwoordde ik: “Dat doe ik niet, want dat is niet mijn overtuiging.”

    Hieronder de tekst van de brief, die ik dan opstelde en aan de stamapostel gaf:

    • 25 november 1950.

      Hartelijk geliefde Stamapostel!

      Nadat ik nu meer dan 2 jaren als stamapostelhelper in het werk Gods bezig was, heb ik zicht gekregen op uw werk en ook op uw geloof over de voleinding van het werk Gods.

      Ik voel mij niet in staat, het gewicht van de opgave van een stamapostel in de toekomst te dragen en zou de mij door het college van apostelen via u gegeven opdracht om als stamapostelhelper en toekomstige stamapostel te werken, in uw handen terug willen leggen.

      Na het heden met u gehouden gesprek zal ik, zoals vroeger, mij uitsluitend als districtsapostel in het aposteldistrict Düsseldorf in samenwerking met u en de apostelen bezig houden.

      In eerbied, hartelijke liefde en verbondenheid,

      Uw toegewijde
      Get. P. Kuhlen

Wat niet weet, dat niet deert?

Zie voorts de thread "De Bazuin Sions - Extra nummer - 5 april 1970" alsmede -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- de thread "Verslag van de Godsdienst van zondag 10 juli 1960".

Groet,
TjerkB :shock:
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

TjerkB schreef:(...)
Overduidelijk werden juist de aanstichters van dat specifieke geweld (in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw) door Wilhelm Leber in bescherming genomen, onder wie met name zijn schoonvader en diens vader. Van slachtoffers werd verlangd dat men ook dit onrecht "met Gods hulp" voor eigen rekening nam!

De kennelijk door Wilhelm Leber verkozen voorkeursbehandeling van gelauwerde prominenten in de kerk, kwam voor de onschuldige slachtoffers uiteraard neer op een nieuw onbarmhartig pak slaag. Gelukkig staken nu velen in de kerk hun verontwaardiging daarover niet langer onder stoelen of banken.

(...)


Uit: Bericht op "Vr 18 Nov 2016, 21:05" in de thread "Wat is een sekte?"
Zie ook het bericht op "Do 24 Nov 2016, 16:12
@all

Over de schoonvader in kwestie...
  • APOSTOLISCHE GEMEINDEN
    Ein wichtiger neuapostolischer Kirchenführer gestorben. (Letzter Bericht: 1987, S. 304f) „Wie er es sich immer
    gewünscht hatte, wurde der Bezirksapostel Friedrich Bischoff mitten aus seiner Arbeit abberufen. Obwohl er sich seit
    November 1984 als Bezirksapostel im Ruhestand befand, setzte er bis zu seiner plötzlichen Erkrankung im vergangenen
    November sein reiches Wissen und seinen ungebrochenen Leistungswillen für Gottes Werk ein.
    " So beginnt der Nachruf
    in der Zeitschrift »Unsere Familie«, 1/1988.

    Friedrich Bischoff hat 60 Jahre lang insgesamt fünf Stammaposteln gedient, und zwar in einer entscheidenden, ja unvergleich-
    lichen Position: Er war der Gestalter und verantwortliche Betreuer des gesamten neuapostolischen Schrifttums.

    Er war ein Frankfurter. Dort wurde er am 31. März 1909 geboren - als Sohn des damaligen Apostels Johann Gottfried Bischoff,
    welcher dann in hohem Alter als Stammapostel die Botschaft vom unmittelbar zu erwartenden Wiederkommen
    Christi ausgegeben hatte (s. MD 1985, S. 233ff). Und in Frankfurt ist Friedrich Bischoff nun am 9. Dez. 1987 gestorben.
    Mit 18 Jahren wurde ihm das Diakonenamt übertragen, mit 20 Jahren das Priesteramt. Da er bei einem Glaubensbruder
    die Buchdruckerei lernte, übertrug ihm Stammapostel Niehaus bereits 1928 die Leitung der kleinen „Hausdruckerei" der
    Neuapostolischen Kirche. Als sein Vater 1930 Stammapostel wurde, avancierte Friedrich Bischoff, erst 22jährig, zum Be-
    zirksevangelisten (1931). Nach dem Krieg wurde er dann „zum Apostel ausgesondert" (1951); zwei Jahre später übernahm
    er als Bezirksapostel Rheinland-Pfalz, dem er über 30 Jahre lang vorstand. 1972 wurde ihm dann auch noch der Apostelbezirk
    Saarland übertragen.

    Im Alter von 23 Jahren heiratete er. Wahrscheinlich hing es auch mit seinem nun hervortretenden Wunsch zusammen, sich
    eine gesicherte Existenz aufzubauen, daß die Kirchenleitung sich damals entschloß, ihre Hausdruckerei an ihn zu verkaufen.
    Die Druckerei und der sich daraus entwickelnde Verlag (erst seit 1982 sind beide wirtschaftlich und steuerlich getrennte
    Unternehmen) wurden sein persönliches Eigentum. Gleichzeitig war vertraglich festgelegt worden, daß er die Bücher und
    Zeitschriften der Neuapostolischen Kirche publiziert. Dabei erfolgt bis heute die Preisgestaltung nach dem Prinzip der Kosten-
    deckung, nicht nach dem Gewinnprinzip.

    Druckerei und Verlag waren in Frankfurt in der Sophienstraße 75 untergebracht, einem Gebäude, das der Neuapostolischen
    Kirche in Hessen gehört. Ende der 70er Jahre erwarb dann die Neuapostolische Kirche in Württemberg ein Grundstück
    in der Gutleutstraße und erstellte darauf neue, moderne Gebäude. Der Umzug und die Einweihung erfolgten
    1982. Hier sind heute insgesamt etwa 120 Arbeiter und Angestellte beschäftigt. Die im »Verlag Friedrich Bischoff« erschienenen
    Bücher wurden teils vom Apostelkollegium herausgegeben (z. B. »Fragen und Antworten über den Neuapostolischen
    Glauben«, 1938; »Die Ämter und Sakramente der Neuapostolischen Kirche«, 1935; »Reichsgottesgeschichte«,
    1970) bzw. von der »Neuapostolischen Kirche - Internationaler Apostelbund«, wie seit 1977 der offizielle Titel
    der rechtlichen Körperschaft lautet (»Leitfaden für den Religionsunterricht«, 1977-1981; »Neue Apostelgeschichte«,
    1985); weitere Bücher vom Stammapostel (»Biblische Geschichte«, 1953; »Geschichte der Neuapostolischen Kirche«,
    1950) oder von einem Apostelbezirk (z. B. »100 Jahre Neuapostolische Kirche 1863-1963« von der Verwaltung der
    Neuapostolischen Kirche in Hamburg). Nur wenige Bücher gab Friedrich Bischoff selbst heraus; darunter »Apostel Paulus«
    (1963/1982).

    Sein eigentlicher Beitrag bestand in der Gründung, Redaktion und Herausgabe der »Zeitschrift für das neuapostolische
    Heim« mit dem Titel »Unsere Familie«, 1933 (halbmonatlich). Als Ergänzung dazu erscheint seit 1934 der »Kalender Unsere
    Familie«. Neben den kleinen kirchenoffiziellen Blättern »Die Wächterstimme«, »Amtsblatt« und »Der Jugendfreund«
    repräsentiert »Unsere Familie« (Zeitschrift und Kalender) das Leben und Geschehen in der Neuapostolischen Kirche.
    Mittlerweile kommt sie unter gleichem Titel in 7 Sprachen heraus: Englisch seit 1955, Französisch 1977, Portugiesisch
    1962; ab der ersten Hälfte der 80er Jahre dann in Spanisch, Indonesisch und Afrikaans. 1983 wurde auch eine eigene
    Ausgabe für die DDR möglich, 1984 für Ungarn. Alle diese Ausgaben enthielten bisher denselben Leitartikel aus der Feder
    Friedrich Bischoffs und die übereinstimmende Wiedergabe eines Stammapostelgottesdienstes in irgend einem Teil der
    Welt. (Die erste Nummer des Jahres 1988 brachte den Gottesdienst vom 18. Oktober 1987 in Lugano, bei dem jedoch der
    Stammapostelhelfer Richard Fehr, Bezirksapostel für die Schweiz, „diente". Hans Urwyler hatte im vergangenen Sommer
    einen Schlaganfall erlitten.)

    Durch die Redaktion von »Unsere Familie« und vor allem mittels seiner Leitartikel hatte Friedrich Bischoff in seiner Kirche
    die einzigartige Gelegenheit, den Glauben und das Selbstverständnis seiner Glaubensgeschwister mitzuprägen. „Er
    erkannte die Macht des geschriebenen Wortes", hieß es beim Gedächtnisgottesdienst für ihn in Frankfurt
    , - während
    sonst das lebendige gesprochene Wort das Leben in der Neuapostolischen Kirche bestimmt. Dabei war er nicht nur
    warmherzig, sondern auch weitherzig. Er liebte den Geist der Engführung und Abkapselung nicht, den er in seiner Kirche
    oft vorfand, und nahm insofern den heutigen Kurs vorweg, der nicht mehr so schroff abgrenzend ist wie früher. Friedrich
    Bischoff war es auch, der vor etwa 15 Jahren den Kontakt mit unserer Zentralstelle aufnahm.

    Nun scheint kein entsprechender Nachfolger zur Stelle zu sein. „Wer wird die Leitartikel künftig schreiben?", so verlautet
    aus Frankfurt. Fest steht nur, daß Verlag und Druckerei auf eine angemessene Weise ins Eigentum der Neuapostolischen
    Kirche übergehen sollen, wie es der Verstorbene schon vor längerer Zeit bestimmt hat.


Bron: Materialdienst der Evangelische Zentralstelle für Weltanschauungsfragen (EZW), 51. Jahrgang/1. Februar 1988, pag. 59-61
Lovende woorden met een bijsmaak...

Groet,
TjerkB


N.B.
BakEenEi schreef:(...)
Wat velen zich zullen afvragen: wat hadden mensen als Friedrich Bischoff en Gottfried Rockenfelder nu zélf achteraf nog te zeggen over de hele affaire rond de "Boodschap van stamapostel Johann Gottfried Bischoff"? Michael Koch brengt dit bij Glaubenskultur-Magazine aan het licht door te citeren uit correspondentie dienaangaande in de periode 1983-1985 tussen stamapostel Hans Urwyler en districtsapostel Friedrich Bischoff.

"Mein lieber Stammapostel," antwoordt desgevraagd Friedrich Bischoff, "weil wir immer getan haben, was uns gesagt wurde, haben wir nicht nach Argumenten gesucht, wie man das widerlegen könnte, was uns verkündigt wurde. So fällt es schwer, gegen das, was andere uns vorwerfen, zu argumentieren. Wir haben unseren Glauben gelebt, so gut wir dies konnten, und dabei mußten wir uns nicht mit Zweifel plagen. Die anderen haben Gründe gesucht, sich von Gottes Werk trennen zu können und eigene Wege zu gehen. En: "Am 1. Dezember 1983 habe ich an Gottfried geschrieben und ihm dabei schon mitgeteilt, daß ich den Brüdern Kühnle, Fehr und Saur das bisher Niedergeschriebene vorgelesen habe und ihn in diesem Brief, von dem Du eine Fotokopie erhalten haben mußt (neue liegt bei), gebeten, mir mitzuteilen, ob er mehr weiß als ich. Auf diese Zeilen an Gottfried habe ich nur telefonisch Antwort bekommen, er habe es genauso gemacht wie ich, er habe geglaubt und nicht gefragt." Friedrich Bischoff: de uitvinder van het hersenloze denken!

(…) Hopelijk zijn hier en daar op grond van het voorgaande alsnog de schellen van de ogen gevallen.
  • Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen.

    Uit: 1 Johannes 4: 1 (NBV)
(...)


Uit: Bericht -op het Forum van Bauke Moesker- op "Wo 20 Nov 2013, 18:21" in de thread Lafhartige "verklaring" van Betonkopf Wilhelm Leber
Zie ook het bericht op "Zo 07 Sep 2014, 13:28" in de thread "Wat is de Nieuw-Apostolische Kerk?"
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

TjerkB schreef:(...)
Zó begon het destijds:

  • Akte betreffende de redenen van mijn besluit van 25 november 1950, mij terug te trekken uit mijn ambt als stamapostelhelper en opvolger als stamapostel.

    (...)
    Bovendien werd zowel in het Saarland als ook in het aposteldistrict Frankfurt (in het bijzonder in het district Wiesbaden) de fluistercampagne van mond tot mond doorgegeven, dat de keuze van de apostel Kuhlen als opvolger van de stamapostel menselijk zou zijn geweest. In het district Saarland vertelden mij de districtsoudsten en districtsevangelisten en ook een naaste familielid van apostel Rockenfelder – de evangelist Steffen – dat ik nimmer stamapostelhelper zou zijn geworden als toen ter tijd apostel Rockenfelder al in de kring van apostelen zou zijn geweest. Ook werd daar heel open gezegd, dat – als het zou zijn gelukt, de apostel E. Güttinger opzij te schuiven – de volgende stap tegen Kuhlen zou gaan. Diegenen, die tegen apostel Güttinger opponeerden, hadden zich namelijk onvoorzichtig ettelijke keren als volgt geuit: ”Eerst is Güttinger aan de beurt en dan Kuhlen.”

    In januari 1950 was ik in Nederland. Bij die gelegenheid vertelde apostel Kamphuis mij over zijn eerste bezoek in Frankfurt am Main in 1949. Toen was hij met helper Schlapphoff ook in de woning van districtsevangelist Friedrich Bischoff en hoorde onder andere F. Bischoff tegen de stamapostelhelper Schlaphoff zeggen: ”Die Güttinger moeten wij eruit gooien, die moet eruit uit de apostelkring." De districtsevangelist had zeker aangenomen, dat de Nederlandse apostel Kamphuis deze in het Duits gesproken woorden niet had verstaan. Maar apostel Kamphuis had het maar al te goed verstaan en was hoogst ontsteld over een dergelijke taal.


    (...)
    • (...)
      Get. P. Kuhlen
Wat niet weet, dat niet deert?

(...)


Uit: Bericht op "Do 24 Nov 2016, 16:12"
@all

De onderlinge samenwerking tussen de stamapostel en de districtsapostelen werd dus destijds gesaboteerd door ondermijnend gedrag van twee hog(re) "dienaren": de districtsevangelist Friedrich Bischoff en diens opziener Gottfried Rockenfelder (ambten, uitgaande van de situatie op 1 januari 1950). Met alle gevolgen van dien. Nadat de districtsapostel Peter Kuhlen zich als opvolger van stamapostel Johann Gottfried Bischoff terug had getrokken, keerde de rust definitief niet terug want de bedoelde stoorzenders werden (respectievelijk in 1953 en in 1952) allebei "tot heerlijkheid bevorderd" in het ambt van districtsapostel, waarna ze zowel in woord als in geschrift geestdriftige (zonder hoofdletter) pleitbezorgers zouden worden van het waandenkbeeld van stamapostel Bischoff die zich op het standpunt had gesteld onsterfelijk te zijn. Dit vormde de opmaat naar een nog veel grotere catastrofe, namelijk uitsluiting dan wel de excommunicatie op last van de stamapostel zelf van eenieder die dat waandenkbeeld niet omarmde. Dit leverde de Nieuw-Apostolische Kerk al met al een ledenverlies op van zo'n 40.000 zielen. Zelfs het ondenkbaar gewaande overlijden (op 6 juli 1960) van de stamapostel weerhield Bischoff jr. en Rockenfelder er niet van om in woord en geschrift venijnig van zich af te bijten als het ging om broeders en zusters die door de geloofsdwang waaronder men dat hele waandenkbeeld had moeten verinnerlijken in feite alleen maar in gewetensnood waren geraakt. In de diverse publicaties van de Nieuw-Apostolische Kerk werden dezen steevast afgeschilderd als vijanden en tegenstanders van het werk van God.

Toen in 2005 de schoonzoon van Bischoff jr., Wilhelm Leber, stamapostel werd, moest niemand daar iets achter zoeken, zo wilde men het ons allen laten geloven...

Wat mij betrof, genoot betrokkene absoluut het voordeel van de twijfel, maar het spreekwoord zegt "een ge­waar­schuwd man telt voor twee". Ik kwam bedrogen uit.

Zie ook het bericht op "Vr 18 Nov 2016, 21:05" in de thread "Wat is een sekte?"

Groet,
TjerkB :shock:
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

[Bijgewerkt: 28-11-2016, 12:00 uur]
TjerkB schreef:(...)
Toen in 2005 de schoonzoon van Bischoff jr., Wilhelm Leber, stamapostel werd, moest niemand daar iets achter zoeken, zo wilde men het ons allen laten geloven...

Wat mij betrof, genoot betrokkene absoluut het voordeel van de twijfel, maar het spreekwoord zegt "een ge­waar­schuwd man telt voor twee". Ik kwam bedrogen uit.

(...)


Uit: Bericht op "Za 26 Nov 2016, 19:10"
@all

Vlak voordat stamapostel Richard Fehr op 15 mei 2005 werd opgevolgd door stamapostel Wilhelm Leber, gebeurde er in historisch opzicht nog iets opmerkelijks. Op voorspraak van de burgemeester van Jena, dr. Johannes Albrecht Schröter, cum laude gepromoveerd op het onderwerp "Die Katholisch-apostolischen Gemeinden in Deutschland und der Fall Geyer", deed de nieuw-apostolische kerkleiding een handreiking naar apostolische christenen in Zwitserland die in de jaren '50 met de geëxcommuniceerde districtsapostel Otto Güttinger op straat waren komen te staan. Wilhelm Leber moet dit zijn ambtsvoorganger niet in dank hebben afgenomen, gelet op de rigide gedragslijn die resulteerde in de overigens deerlijk mislukte (tweede) Europese Informatieavond op 4 december 2007. Zie echter het verzoenende document d.d. 20-04-2005 tussen de Neuapostolische Kirche Schweiz en de Vereinigung Apostolischer Christen Schweiz - met tussenkomst van stamapostel Fehr.

Ook hier dus weer een hoop getouwtrek achter de schermen. Gelovigen echter die daarvan lucht krijgen en die dan voorzichtig vragen stellen, mogen doodvallen...

Groet,
TjerkB :shock:
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

TjerkB schreef:(...)
Ook hier dus weer een hoop getouwtrek achter de schermen. Gelovigen echter die daarvan lucht krijgen en die dan voorzichtig vragen stellen, mogen doodvallen...

(...)


Uit: Bericht op "Za 26 Nov 2016, 20:24"
@all

Zoals in een gezin opgroeiende kinderen het feilloos aanvoelen als hun ouders met elkaar in onmin leven, zal het in een geloofsgemeenschap natuurlijk lang niet iedereen ontgaan als "zegenaars", om welke voor hen ondoorzichtige reden ook, ge­brouil­leerd zijn. Moet men dan zorgen voor "eelt op de ziel" of mogen "kinderen van God" veeleer verwachten dat hun geestelijke leidslieden prioriteit geven aan het waarmaken van de voorbeeldfunctie die nu onverhoopt in het geding kwam?

In mijn onschuld zou ik vroeger "op de automatische piloot" hebben bezworen dat in de geloofspraktijk uiteraard dit laatste wordt nagestreefd, zeker door "hogere verantwoordelijke leidinggevenden. Nadat ik nog maar gedurende enkele jaren werkzaam was geweest "in de keuken van de kerk", wist ik echter hoezeer dit wishful thinking was. Sterker nog, het duurde niet lang of het stond voor mij vast dat "de eenheid in de kring der dienaren" hooguit bestond op glamourfoto's en in theorie.
BakEenEi schreef:(...)
  • Aan: De gekostumeerden

    Ik ben achtergelaten
    als een onwillig werking in hun handen

    Ik deed er niet meer toe
    vonden zij

    Nu riep hun plicht ze
    want er waren nog landen
    en volken
    en daar wisten de mensen nog niet

    van het bestaan van hun kerk


    Afz.: Iemand, maar dat doet er verder niet toe
(...)


Uit: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "Za 18 Dec 2010, 19:36", in de thread "Achtergelaten"
BakEenEi schreef:(...)
  • Voor: Jou

    Ze zeiden
    wij hebben een levend geloof

    want bij ons
    blijven de wegwijzers
    niet staan
    waar ze staan

    die gaan met je mee

    nee
    niet tot je er bent

    maar gewoon

    tot ze genoeg
    van je hebben

    fijn, he

    vind ik ook niet


    Van: Mij
(...)


Uit: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "Za 18 Dec 2010, 19:45", in de thread "Levend geloof"
Zoals ik al aangaf; dan mag je dus doodvallen. Net als het spreekwoordelijke kind van de rekening. En­fant ter­ri­ble... door hypocriet getouwtrek achter de schermen.

(...) Terugkomend evenwel op het onderwerp, de akte Peter Kuhlen. Nadat deze weggepeste districtsapostel de on­eer­lij­ke en slink­se handelwijze van diens mede-broeders in het bewuste 19 pagina's tellende document inclusief enkele carbonkopieën op zijn schrijfmachine zorgvuldig had uitgewerkt, stopte hij het origineel en de kopieën in verzegelde enveloppen met de bepaling dat die pas in het jaar 2000 mochten worden geopend. Voordat dit gebeurde, las hij het relaas eenmalig voor tijdens een "dienende broedervergadering". Eén van de kopieën gaf hij af aan een broeder in Zwitserland, een goede vriend met een rechtschapen hart. Deze bracht het document na de eeuwwisseling onder de aandacht van de nieuw-apostolische kerkleiding. Hem werd dank gezegd voor het vertrouwen, maar daar bleef het bij.

In 2005 ontstond er grote consternatie want de toenmalige Nederlandse website "nakobserver" publiceerde de akte. De kerkleiding of beter gezegd Wilhelm Leber, besloot er vol tegenin te gaan. Hoe men dit heeft aangepakt, kwam heel Europa te weten op 4 december 2007. Nu kon de commotie, zowel binnen de muren van de kerk als daarbuiten, bijna niet groter zijn. Bovendien volgden uit woede en teleurstelling honderden opzeggingen van het nieuw-apostolische kerklidmaatschap. De kennelijke onwil bij de kerkleiding om recht te doen aan de waarheid, niet alleen ten aanzien van "de Boodschap" van stamapostel Johann Gottfried Bischoff maar ook wat o.a. de dubieuze rol van de kerk betreft tijdens de Tweede Wereldoorlog en in het communistische Oost-Duitsland, viel overal verkeerd; bij vriend en vijand.

Door de hierboven beschreven gebeurtenissen dreigde plotseling het reële ge­vaar van het afglijden van de kerk naar het hoogst bedenkelijke niveau van een sekte. Pas nu krabden Wilhem Leber en diens gezworen -ego­cen­trisch den­kende en han­de­lende- kameraden zich achter het oor. Ze waren pijnlijk door de mand gevallen.

Groet,
TjerkB :shock:
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

TjerkB schreef:(...)
Door de hierboven beschreven gebeurtenissen dreigde plotseling het reële ge­vaar van het afglijden van de kerk naar het hoogst bedenkelijke niveau van een sekte. Pas nu krabden Wilhem Leber en diens gezworen -ego­cen­trisch den­kende en han­de­lende- kameraden zich achter het oor. Ze waren pijnlijk door de mand gevallen.

(...)


Uit: Bericht op "Za 26 Nov 2016, 22:15"
@all

Onder aanvoering van "grootmeester in de kansberekening" Herr Dr. Wilhelm Leber waren de hooghartige kerkvorsten collectief afgekoerst op een crisis in de kerk. Subiet besloten de ge­pleis­ter­de gra­ven (naar Matth. 23:27) zich in hun kantelen terug te knokken. Districtsapostel Armin Brinkmann zou wel even de spits afbijten. Zie het door hem in allerijl geënsceneerde "Interview zum Jahresabschluss" van 26 december 2007. Zijn kerstboodschap was duidelijk: ik ben de bink - wie maakt me wat. Later zou uitkomen dat hij uitgerekend in die dagen een kapitaal was kwijtgeraakt aan criminelen. Zie -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- de thread "NAK Nordrhein-Westfalen voor minstens € 10 mln OPGELICHT". Nog geen jaar later begon in Nederland de loopgravenoorlog tegen broeder Ronald Rohn...

Terugblikkend op zó veel eigenzinnigheid waarbij er geen ontkomen meer aan was dat deze op straat kwam te liggen, denk ik: had men in de jaren '90 maar geluisterd naar de nieuw-apostolische priester Erwin Meier-Widmer. Zie -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- het bericht op "Vr 15 Apr 2011, 21:35", in de thread "Kerkleiding dicteert vernieuwd totaalconcept". De ambtelijke top in de organisatie verkoos echter: machtsbehoud. Zie verder hieromtrent... Ezechiël 34.

Groet,
TjerkB :shock:
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

[Bijgewerkt: 27-11-2016, 09:00 uur]
TjerkB schreef:(...)
Wat stamapostel Jean-Luc Schneider morgen de alsdan in Hilversum verzamelde gemeente zal voorhouden, weet ik niet, maar hij zou er verstandig aan doen het boetekleed aan te trekken. Het lichaam waarover wij hier spreken is namelijk van Christus, en de werking ervan wordt niet op afstand vanuit de internationale Nieuw-Apostolische Kerk gecoördineerd dankzij een "ambtslichaam" onder auspiciën van de bestuursvoorzitter. Jean-Luc Schneider en de zijnen kunnen die illusie nu het best eindelijk laten varen. Men heeft zich lelijk vergaloppeerd.

(...)


Uit: Bericht op "Za 19 Nov 2016, 16:08" in de thread "Wat is een sekte?"
@all

Afrondend nu in de thread "Akte Peter Kuhlen"; voor wie (als Jozef) in de put zit duurt iedere rotdag een eeuwigheid, maar iedereen haalt de schouders erover op...
  1. :shock:
    Tosca schreef:(INGEZONDEN)

    Aan allen die het lezen willen


    Dilemma


    Even een spontane reactie van mijn kant op het recent gepubliceerde artikel over het verslag in de Unsere Familie van de dienst in Oeganda op zondag 29 maart jl., gehouden door stamapostel Wilhelm Leber en bijgewoond door o.a. districtsapostel De Bruijn.

    Van stamapostel Leber waren hierbij door het webteam twee citaten geel gemarkeerd, namelijk in het begin van de prediking...
    • [begin citaat 1]
      Wir stehen auf einem Felsen. Ich erinnere daran, dass Jesus einst zu Petrus sagte: „Du bist Petrus, und auf diesen Felsen will ich meine Gemeinde bauen, und die Pforten der Hölle sollen sie nicht überwältigen" (Matthäus 16,18). Wir als die Gemeinde stehen auf dem Felsen. Solange wir mit diesem Felsen verbunden sind, haben wir Kraft. Diese Kraft befähigt uns, den Teufel zu überwinden, ja, alle Geister zu bezwingen. Aber wenn man nicht mehr auf dem Felsen steht, wenn es anderen Mächten gelingt, diese Verbindung zu unterbrechen, dann verliert man sofort seine Kraft. Dann ist man nicht mehr gesegnet. Dann verliert man den Glauben und kann die Liebe Christi nicht mehr wahrnehmen. Deshalb ist es so wichtig, auf diesem Felsen gegründet zu sein, mit dem Stammapostel verbunden zu bleiben, Verbindung mit den Aposteln zu haben, so oft wie möglich in die Gottesdienste zu gehen. Stehen wir nicht mehr auf dem Felsen, sind wir unserer Kraft beraubt und werden zum Spielball der Geister.
      [einde citaat 1]
    ... alsmede - aan het einde van de dienst:
    • [begin citaat 2]
      Auch Zweifel ist Sünde.
      [einde citaat 2]
    Al tientallen jaren staan er in het tijdschrift Unsere Familie (dat twee keer per maand verschijnt en dat afgezien van het Duits ook in andere talen uitkomt) verslagen van gehouden diensten door de stamapostel. Ik neem aan dat de achterliggende gedachte is dat dit wereldwijd de eenheid in de nieuw-apostolische geloofsleer bevordert. De stamapostel spreekt niet alleen in diens hoedanigheid van voorzitter van het internationale kerkbestuur doch eerst en vooral als "eerste knecht Gods op aarde" en "rechterhand van Jezus Christus". Zo werd het in de diensten -die ik 50 jaar lang bijwoonde- althans vaak aangehaald. Intussen volg ik de ontwikkelingen niet meer zo aandachtig, maar nu las ik het artikel dat handelt over de dienst in Oeganda.

    Bij het laatste citaat, over de zondigheid van degenen bij wie gevoelens van twijfel opkomen, kneep mijn hart als het ware ineen. Wat immers een benauwende uitspraak! De timing van deze uitspraak, vlak voor de zondenvergeving en de viering van het Heilig Avondmaal, maakt ook dat je vrijwel geen bedenktijd meer hebt om te beseffen wat je misschien te verwijten viel doch om de schuldvergeving maar niet mis te lopen capituleer je waarschijnlijk terstond en onvoorwaardelijk. Tenminste, zo stel ik het mij voor. Vervolgens weet je één ding zeker: twijfelen is zondigen want dat vernam je rechtstreeks vanaf "het levende altaar", opgericht binnen de muren van jouw kerk en uitgesproken door "de zegenaar" die in navolging van destijds apostel Petrus nu de rots belichaamt waarop Jezus Christus zijn gemeente bouwt.

    Uitspraken (als deze) van de stamapostel zullen door lezers van het verschenen verslag van de dienst in Oeganda snel wereldwijd in de openbare erediensten worden geciteerd, waarna vele anderen deze nog zullen herhalen en aanhalen. Echter, wie zich door zo'n beklemmende uitspraak vervolgens emotioneel in een benarde positie gemanoeuvreerd voelt, zal het tóch eenvoudig met die uitspraak moeten doen - net als op TV in het programma van "De Rijdende Rechter". Als de stamapostel namelijk iets zegt, weegt dat bijna oneindig veel zwaarder dan wanneer God iets openbaart door een kind, of door iemand die volgens de richtlijnen van de kerk geen "zegenaar" is. Met ander woorden: je hebt het voor wáár aan te nemen. Zo niet: dan moet je maar weten wat ervan komt. In elk geval zondigt voortaan een ieder die toch (eerst) nog wel eens ergens aan twijfelt tegen beter weten in. En je weet het: wier zonden daarom niet kunnen worden vergeven, hebben tegenover God wanneer het er straks op aankomt héél wat uit te leggen.

    Benauwend dus, zo'n uitspraak. Vind ik!

    (...)
    Met vriendelijke groet,
    TjerkB - 17 juli 2009


    Bron: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "Vr 17 Jul 2009, 15:30", in de thread "NIET NAVOLGEN STAMAPOSTEL...IS VERLOREN."
  2. :shock:
    BakEenEi schreef:"Een" kerk of Zijn werk? (2)

    @all

    Waar komt het nu op aan? Ik denk: op de bede "Dat ik mag blijven in 't Huis van mijn Heer". Is dat "Huis" de bij notariële akte opgerichte Nieuw-Apostolische Kerk (in Nederland)? Welnee!! De "hooggeplaatsten" zouden het wel willen: gevolmachtigde ministers te zijn van het Koninkrijk der Hemelen en uit dien hoofde, zogenaamd uit naam van de Vader, als farao's en tollenaars de rest van de mensheid in gijzeling te houden...

    Er is -sinds de eerste mensen over een "kostgrondje" beschikten- niet veel nieuws onder de zon. Natuurlijk, wij hebben tegenwoordig witteboordencriminaliteit (in de kerk), hoge en lage dienaren (in de kerk), blaffende honden en nog enkele schapen (in de kerk), briefpapier met een embleem er op (in de kerk), enzovoort. Op zulk briefpapier kun je bijvoorbeeld noteren dat iemand in het register van de kerk (níet: Zijn werk) is uitgeschreven wegens excommunicatie.

    Vrijwel elke dag bezoek ik een mytylschool. Hier gaan kinderen naartoe met een lichamelijke beperking en kinderen die langdurig ziek zijn. Het speciaal onderwijs dat ze wordt aangeboden is "op maat", dat wil zeggen: niet het aanbod bepaalt de vraag, doch de vraag bepaalt het aanbod. Elk kind krijgt de persoonlijke aandacht die het nodig heeft, zodat zo veel mogelijk al zijn of haar vaardigheden tot ontwikkeling komen. Vaak denk ik hierbij aan het werk Gods...

    In de Nieuw-Apostolische Kerk daarentegen wordt er allerminst rekening gehouden met beperkingen van zielen die de verzorgende dienaren uitsluitend behoefden te omstellen met de verwarmende liefde van de Almachtige. Nee, als er een pakket met Duitstalige leerstellingen wordt afgekondigd, ontwikkeld door "breinbazen" op wie de 10 geboden kennelijk te weinig indruk maakten, wordt dat aan een ieder, draagkracht of geen draagkracht, ongenaakbaar opgedrongen.

    Hier is dus sprake van onderdrukking. Maar in Zijn werk ging het er juist om dat goddelijk leven kan gedijen. Ik kan daarom nog maar één ding aanraden: neem afstand van het ambtelijke geweld waarmee functionarissen van een "kerk" de scepter zwaaien in een organisatie die beslist het eeuwige leven níet zal hebben. De organisatie had ten dienste moeten staan van het organisme. Níet andersom! Maar zo werkt het momenteel wel in de... Nieuw-Apostolische Kerk.

    Het is niet goed als in Zijn werk de hoofdzaak niet de hoofdzaak mag zijn. Dan zal het ontbreken aan zegen! Dan dienen er vragen te worden gesteld in plaats van antwoorden ingeslikt. Dan moet er alarm (!) worden geslagen als zielen het Vaderhuis ontvluchten door zinloos geestelijk geweld. "Getrouwheid zal Hij kronen" - níet: lauwheid. Heus: er is in Zijn werk geen plaats voor rangen en standen, niet voor klassenjustitie en ook zeker niet voor manipulatie en intimidatie.

    (...)


    Uit: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "Wo 16 Feb 2011, 23:23", in de thread " Levend geloof".
  3. :shock:
    BakEenEi schreef:(...)
    Wat in de praktijk bijzonder lastig kan zijn om binnen de Nieuw-Apostolische Kerk uit elkaar te houden, is:
    • zielzorg in de zin van "Weid mijn lammeren" en "Hoed mijn schapen" (zie onder)...
      • 15 Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ 16 Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ 17 en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. 18 Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ 19 Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei hij: ‘Volg mij.’

        Uit: Johannes 21 (NBV)
      ... uitgaande van
      • 1 Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is, zo veel ontferming en medelijden, 2 maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest. 3 Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. 4 Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. 5 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had.

        Uit: Filippenzen 2 (NBV)
      ... doch rekening houdend met
      • Ik bedoel dit: wij willen niet over uw geloof heersen, maar juist bijdragen aan uw vreugde. U hebt tenslotte een vast geloof.

        Uit: 2 Korintiërs 1: 24 (NBV)
      ... en volledig (!) daarnaast - omdat het van een totáál andere orde is:
    • het ontketenen van allerhande "bedrijfsactiviteiten", waarbij te denken valt aan

      - het organiseren van de bouw van een kerk
      - het onderhandelen met autodealers, reisbureaus of met journalisten van (massa)media
      - de inrichting van kantoren en het in dienst nemen van (kantoor)personeel
      - het oprichten van een kerkgenootschap en de benoeming van bestuursleden
      - het opstarten van een ledenadministratie
      - het toevoegen van geloofsregels en -voorschriften aan het evangelie van Jezus Christus
      - het uitgeven van offerontvangsten aan rechtszaken voor privé-aangelegenheden
    (...)


    Uit: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "Ma 04 Jul 2011, 15:47", in de thread "NIET NAVOLGEN STAMAPOSTEL...IS VERLOREN."
Als ik het nieuw-apostolische kerkbestuur een goede raad mag geven: verzoen u toch met Bauke Moesker, met Ronald Rohn en met allen die het nog meer aangaat.

Groet,
TjerkB


N.B.
Redactie schreef:
Lmg schreef:@ All,

In alle oprechtheid vraag ik mij af of Bauke Moesker als lid van de Nieuw-Apostolische
kerk in de laatste jaren wel eens bezoek heeft gehad van een gemeente voorganger of
priester uit de gemeente Groningen.

Misschien kan Bauke hierover iets laten weten.

Groet Lmg

Bron: Bericht door Lmg op "za 03 dec 2011, 22:57" in de thread "Recente intimidatiepraktijken bij de Nieuw-Apostolische Kerk".
Tosca schreef:@ LMG,

Het antwoord kan kort zijn…Nee. Huisbezoek door Nieuw Apostolische Ambtsbroeders is vrijwel onmogelijk geworden door de vele vragen van de Broeders en Zusters, vragen waar zij geen antwoorden op hebben. Tientallen Ambtsbroeders hebben hun geloof verloren bij het aanhoren van de vele vragen over het inktzwarte verleden van de Nieuw Apostolische Kerk. Bedenk dan wel dat er vele Ambtsbroeders zijn die geen kennis hebben genomen van het verleden, men steekt het hooft in het zand(…)



Vriendelijke groet,

'Tosca'

Bron: Bericht door Tosca op "zo 04 dec 2011, 10:38" in de thread "Recente intimidatiepraktijken bij de Nieuw-Apostolische Kerk".
@all

Hier werd en-passant een ernstige misstand blootgelegd. Hoe kan dat?

Op woensdag 25 augustus 2010 sprak ik een bestuurslid van de Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland, waarbij één van mijn eerste vragen was: "Kent u broeder Moesker?" Alleen van naam, zo begreep ik. Kennelijk probeert men niet op constructieve wijze met elkaar "on speaking terms" te geraken, was namelijk vaak mijn gedachte geweest wanneer ik de site http://apostolischekritiek.nl/ bezocht. Deze website was immers al jarenlang in de lucht. Waarom was er géén gehoor gevonden voor werkelijk de meest serieuze problemen, die nu -schijnbaar uit geestesnood (!)- geëtaleerd werden op het Internet? Ik informeerde hier dus naar bij dit bestuurslid want per slot van rekening handelde het over aangelegenheden die de "zorgplicht" van plaatselijke dienaren logischerwijs te boven gaan. Kortom, ik drong er op aan om met broeder Moesker contact op te nemen. Hij is toch ook altijd nog lid van de kerk?! Voor mijzelf was het in dit opzicht gewoonweg al te laat. Toen ik (op 2 mei 2007) de kerk verliet, wisten districtsapostel De Bruijn en ikzelf dat het definitief was. Ik vond dat stamapostel Wilhelm Leber de hele zaak grondig aan het verzieken was en dan is het een kwestie van EXIT.

Terwijl ik "achterbleef", ging men bij de Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland op 3 mei 2007 "aan de hand van leiding, gegeven in onze dierbare stamapostel" over tot de orde van de dag:
BakEenEi schreef:(...)
Kinderen Gods worden geacht 10% van hun inkomen aan de Nieuw-Apostolische Kerk te schenken, en voorts gul te geven ter gelegenheid van de Dankdag voor Gewas en Arbeid, bij het kerstfeest, bij het zondagschoolreisje, bij een regiodienst voor senioren waar de lunch wordt gebruikt, bij deelname aan een workshop voor dirigenten, voor een jeugddag, bij een zang- of orkestuitvoering en voor het zendingswerk. Verder wordt er van alles ingezameld wat nog méér geld opbrengt. Daarnaast is het fijn als men zo veel mogelijk onkosten voor eigen rekening neemt. De "verantwoordelijke dienaren" redden zich wel met al het geld. Bij hen is het in de best mogelijke handen, zo wordt het de gelovigen voorgehouden.

(...)


Uit: Bericht door BakEenEi op "zo 04 dec 2011, 22:51" in de thread "Recente intimidatiepraktijken bij de Nieuw-Apostolische Kerk".
Het WebTeam/BEE


Bron: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "Ma 05 Dec 2011, 23:02", in de thread "Dat het uw ziel goed gaat weet ik" (3 Joh. 1: 2, NBV)
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Gebruikersavatar
TjerkB
Berichten: 2773
Lid geworden op: di 03 dec 2013, 15:28

Re: Akte Peter Kuhlen

Bericht door TjerkB »

@all

In aansluiting aan het vorige bericht; op woensdag 25 augustus 2010 vroeg ik dus aan een bestuurslid van de Nieuw-Apostolische Kerk of hij broeder Moesker kent. Alleen van naam, was het antwoord. Ik pleitte ervoor contact op te nemen, ervan uitgaande dat zielzorg de hoogste prioriteit heeft, ook al had ik dat voorheen zelf op beslissende momenten bepaald niet mogen meemaken. Laat ik echter maar hopen dat men intussen ergens van heeft geleerd, was eenvoudig mijn overweging...

Welnu, dat laatste bleek achteraf al snel een ijdele hoop te zijn. Hoewel ik op 25 augustus 2010, toen dat bewuste gesprek plaatshad (op initiatief trouwens van het betreffende bestuurslid), nog helemaal niet wist dat men op dat moment al bijna twee jaar lang met de handen in het haar moet hebben gezeten vanwege een heuse loopgravenoorlog tegen broeder Rohn en diens gezin, kaartte ik tegen het einde van het gesprek aan dat ik mij zorgen maak over "branchevreemde activiteiten" bij bestuurders, zoals ik dat destijds waarnam in Nordrhein-Westfalen. Tot mijn verbazing verschoot degene die tegenover mij zat van kleur. Ik gaf er echter geen blijk van dat dit mij opviel. Volgens mij was het daarna nog geen 10 dagen later, dat ik te weten kwam dat er bij Residence Eimersstaete in Arnhem een conflict speelde. Wat ik bedoelde in Nordrhein-Westfalen, was o.a. het project "Gute Hoffnung" in Oberhausen, de sponsoring door grote bedrijven van de Europese Jeugddag 2009 en de verfilming van dat evenement zonder medeweten van de ouders van de daaraan deelnemende minderjarigen. Die totstandgekomen documentaire werd daarna nota bene, wederom zonder de benodigde toestemming, in opdracht van de kerkleiding vol trots vertoond in bioscopen. Bovendien werden ongevraagd duizenden foto's van deze minderjarigen bij hun deelname aan dat 3-daagse evenement door de kerkleiding gepubliceerd via het Internet. "Branchevreemde activiteiten" dus.

Het mag dan wel zo zijn dat ik in 2007 de Nieuw-Apostolische Kerk al had verlaten, maar dat betekende voor mij niet dat ik mij bij deze geloofsgemeenschap niet meer betrokken voelde. Met mijn nieuw-apostolische broeders en zusters lag ik ook helemaal niet in de clinch. De enige reden waarom het voor mij in deze kerk desondanks onleefbaar werd, is, dat verantwoordelijken zich op hun verantwoordelijkheden niet of nauwelijks laten aanspreken, zelfs niet als menselijk leed in het geding is. Toen ik dat na driemaal zeven magere jaren zowat in alle gradaties had meegemaakt en ondervonden, kwam er een dag waarop ik mijn koffers pakte:
  • Dit zegt de HEER:
    Ga op de kruispunten staan, denk na,
    kijk naar de oude wegen.
    Welke weg leidt naar het goede?
    Sla die in, en vind rust.
    Maar zij zeggen: “Dat doen wij niet.”


    Uit: Jeremia 6: 16 (NBV)
Ik vertrok echter in eerste instantie met onbekende bestemming. Op aanraden van een vriend bezocht ik ruim een halfjaar later een dienst in de Gemeente van Apostolische Christenen, in het midden van de jaren '50 van de vorige eeuw ontstaan door de dogmatisering in de Nieuw-Apostolische Kerk van "de Boodschap" van stamapostel Johann Gottfried Bischoff. Het voelde goed en dat is daarna altijd zo gebleven. Het meest opmerkelijke voor mij was wel, vergeleken met de Nieuw-Apostolische Kerk, dat ik op slag gevrijwaard bleef van constant alle ongerijmdheden die gaandeweg -in de kerk die ik verliet- mijn krachten sloopten. Ook op het bestuurlijke vlak was er -goddank- opeens géén hocus pocus meer. Eindelijk bestond er weer eens het geruststellende onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken. De ontwikkelingen in de Nieuw-Apostolische Kerk hielden mijn belangstelling, al was het alleen maar omdat ik ermee op de hoogte wilde blijven hoe het daar verder gaat met familie en vrienden. Dan kun je tenminste ook over het geloof met elkaar nog een goed gesprek hebben. Althans, dat hoopte ik. Maar dit pakte anders uit.

Weliswaar kwam het op 25 augustus 2010 tot een gesprek met het betreffende bestuurslid, maar het leek wel alsof betrokkene een masterclass had gevolgd over "de mensvormigheid Gods" bij niemand minder dan de bekende theoloog Harry Kuitert. Ook overigens toonde hij geen enkel begrip voor wat ik bij hem onder de aandacht bracht. Naderhand verwoordde ik deze bevreemdende ontmoeting als volgt:
BakEenEi schreef:(...)
  • een zegenaar
    niet zomaar een
    maar een hoge

    die zei tegen mij

    uit den hoge

    jouw godsbeeld
    is anders
    dan dat van mij

    ik dacht
    welk mensbeeld
    heeft hij

    daar in den hoge
(...)


Uit: Bericht -op het voormalige Forum van Bauke Moesker- op "za 18 dec 2010, 19:51", in de thread "Omhoog gevallen"
Mij was dus behoedzaam onder de neus gewreven dat ik misschien wel een godsbeeld had, maar dat dit inwisselbaar is tegen tienduizend maal tienduizend andere. Mij daarentegen wilde het voorkomen dat wij elkaar zouden mogen aanspreken op het evangelie van Christus Jezus en dat dienaangaande niet per se de grootste misverstanden hoeven te bestaan...

Inderdaad werd er enige tijd later contact opgenomen met broeder Moesker, maar dat liet het kerkbestuur toen over aan een advocaat, tezamen met Hans Nijland.

Groet,
TjerkB :shock:
"Das Schweigen zu einer Untat, die man weiß, ist die allgemeinste Art unserer Mitschuld" (Max Frisch)
Plaats reactie

Terug naar “Essays, Columns & Interviews”