@all
Mijn
vorige bericht eindigde híermee:
... ik doorzag waarom menigeen buiten "de gemeenschap" beter af was dan er middenin.
Een eerste gedachte vanuit "de gemeenschap" kan nu zijn: was maar gewoon "
trouw" gebleven - in plaats van uitgebreid te gaan zitten kniezen!
Tóch zou ik willen vragen nog het volgende in aanmerking te nemen:
- En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op.
Uit: Matteüs 5: 41 (NBV21)
Wat namelijk al heel lang, ook in het buitenland, de vele geleverde commentaren betreft; die waren vaak wel indringend, maar niet:
dwingend.
Vrij vertaald: hoe komt het dan dat maar zelden iemand inhoudelijk antwoordt en "verantwoordelijken" ...niet voor commentaar bereikbaar zijn? Of béter gezegd: is het niet bedroevend dat als "officials" het woord
nemen er aandachtiger wordt geluisterd dan wanneer anderen iets zeggen?
Terugdenkend aan wat voor mij op het laatst de nieuw-apostolische geloofspraktijk nog inhield, kom ik spijtig genoeg alleen maar telkens weer uit bij
het Geestdodende eenrichtingsverkeer in de communicatie. Hooguit werd er een doodenkele keer nog wel gehoord, maar niet: geluisterd. Wie een brandende vraag had,
pijn! of wat ook, moest weten dat al onze noden bij God bekend zijn en dat Hij "een verhoorder der gebeden" is. Nooit ofte nimmer kon er aanleiding bestaan -ik spoel de hele film nu maar even razendsnel door- "das Führerprinzip" onder de loep te nemen.
Tóch vestigde dus óók paus Gregorius de Grote (†604) er zélf de aandacht op dat er bij leiding geven enkele risico's om de hoek komen kijken! Verantwoordelijken kunnen zich verliezen in:
verwaandheid.
Je kunt wel de stelling betrekken "God heeft mij in deze functie aangesteld, dus daar zullen
de ongelovige Friezen zich bij moeten neerleggen", maar is dat wel écht de manier om de wijsheid in pacht te hebben gekregen? Hoe gemakkelijk kunnen we soms ook ergens al over heen lezen! Lees daarom eens in alle rust en... zin voor zin -nogmaals- het volgende:
- Broeders en zusters, u moet niet allemaal leraar willen zijn. U weet dat ons leraren een strenger oordeel te wachten staat.
En hoe vaak struikelen we niet allemaal!
(...)
Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid.
Maar als u zich laat beheersen door bittere jaloezie of egoïsme, kunt u beter niet zo hoog van de toren blazen; u zou de waarheid geweld aandoen.
Dat soort wijsheid komt niet van boven; ze is aards, ongeestelijk, demonisch.
Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij.
De wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend, mild en meegaand; ze is vol ontferming en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht.
Waar in vrede wordt gezaaid, brengt gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten.
En ook -nogmaals- dít:
- Als Gods medewerkers sporen wij u dan ook aan: laat de goedheid die Hij u bewijst niet tevergeefs zijn.
God zegt: ‘Wanneer de tijd daarvoor gekomen is, luister Ik naar je, op de dag van de redding help Ik je.’ Nu is de tijd daarvoor gekomen, nu is de dag van de redding.
Om onze verkondiging niet te schaden geven wij niemand ook maar enige aanstoot.
Als dienaren van God bevelen wij onszelf juist aan door altijd in alles te volharden: in tegenspoed, nood en ellende,
onder lijfstraffen, in gevangenschap en onder volkswoede, onder zware inspanningen, slaapgebrek en honger,
door oprechtheid en kennis, door geduld en vriendelijkheid, door de gaven van de heilige Geest en ongeveinsde liefde,
door de verkondiging van de waarheid en de kracht van God. We vallen aan en verdedigen ons met de wapens van de gerechtigheid,
we worden geëerd en gesmaad, belasterd en geprezen. We worden bedriegers genoemd maar spreken de waarheid,
we zijn vreemdelingen maar toch bij iedereen bekend, we sterven maar toch leven we, we worden gestraft maar niet aan de dood prijsgegeven,
we hebben verdriet maar toch zijn we altijd verheugd, we zijn arm maar toch maken we velen rijk, we bezitten niets maar toch hebben we alles.
Kan het niet juist nú (!) werkelijk het beste zijn om pas weer over te gaan tot de orde van een dag wanneer de hoofdaak weer de hoofdzaak is?
Groet,
TjerkB